4 FEBRUARI 1959
35
voorstel voor mensen, werkzaam in continubedrijven, voor a.s. echt
paren, wat betreft de leeftijdsgrens. Bovendien de vrijstelling van inwoning
voor mensen boven de 65-jarige leeftijd en de rechten van alleenstaanden
op een woning behoren naar zijn mening geregeld te worden. Tenslotte
zou ook vrijstelling van inwoning voor degenen, die reeds zeer lange tijd
inwoning verlenen, in deze regeling kunnen worden opgenomen.
De heer DRION deelt mede, dat het verzoek van de heer Vermeulen
tot het instellen van een commissie ad hoe onderwerp van bespreking heeft
uitgemaakt in de fractievergadering van de K.V.P. Hij kan mededelen,
dat het verzoek van de heer Vermeulen geen gunstig onthaal heeft ge
vonden en dat de K.V.P.-fractie achter het preadvies van burgemeester
en wethouders zal staan.
De motieven, die hieraan ten grondslag liggen wil spreker gaarne ter
kennis van de raad brengen. Het beleid van burgemeester en wethouders
is naar de mening van de fractie niet in een verordening te vangen, daar
voor is de materie te groot. Er zijn richtlijnen voor het woningnoodbureau,
die zeer integer ten uitvoer worden gelegd. Indien de heer Vermeulen
van mening is, dat deze richtlijnen moeten worden gewijzigd of aangevuld
dienen te worden, dan zou daarover met de fractie van spreker te praten
zijn, doch over het vastleggen van voorschriften in een verordening niet.
Het zeer zorgvuldig beleid van burgemeester en wethouders zou hierdoor
in de weg worden gestaan. Spreker is van oordeel, dat het beleid van
burqemeester en wethouders op zeer taktische wijze wordt gevoerd en deelt
mede, dat de K.V.P.-fractie tegen een eventueel in te dienen voorste!
van de heer Vermeulen zal stemmen.
De heer VAN HOUTEN is ook van oordeel, dat men niet alles in
een verordening uitputtend kan regelen. De fractie van spreker zal wel
de heer Vermeulen steunen, indien hij een voorstel zou doen voor het
in het leven roepen van een beroepsinstantie.
De VOORZITTER zegt, dat de burgemeester het standpunt van
burgemeester en wethouders verdedigd zou hebben, zodat hij zich niet
hierop heeft kunnen prepareren. Tot op heden is er bij de verdeling van
de woonruimte altijd gewerkt met normen, die door burgemeester en
wethouders aan de directeur van het woningnoodbureau zijn gedecreteerd.
De raad is het bekend, dat er deze normen zijn. Spreker is van mening,
dat het niet doenlijk is deze normen in een verordening vast te leggen.
Als voorbeeld noemt hij de norm van de gezamenlijke leeftijd van onge-
huwden van 60 jaar, die wellicht zeer spoedig zal kunnen veranderen,
omdat de woningnood afneemt en daardoor een grotere soepelheid kan
worden betracht. Dit kan ook geschieden met de leeftijdsgrens van 65-
jarigen voor het verkrijgen van vrijstelling van inwoning. Thans worden
deze mensen van inwoning vrijgesteld, indien door verhuizing de inwoning
ophoudt. Gaat men dit in een verordening regelen, dan zal iedereen, die
65 jaar wordt, op zijn verjaardag eisen, dat de inwoning verdwijnt. Spreker
benadrukt dat dit onmogelijk kan zijn wegens gebrek aan de op dit tijd
stip aanwezige woonruimte.
Bovendien zal men kwalijk in een verordening uitputtende regelen kun
nen opnemen of een ingeschrevene thuis hoort in de klasse „zeer urgent"
of „urgent".
De woningnood is volgens spreker een kritiek geval, waarbij de raad
zich als beroepsinstantie iets op de hals haalt, waarvan de consequenties
niet kunnen worden overzien.
Spreker meent, dat hij zich het beste kan conformeren aan het door de
heer Drion gestelde en acht het voor burgemeester en wethouders niet