410 27 OKTOBER 1959 huys juist een aanduiding is van de urgentie van de middendrukleiding. Er is daarom spoed geboden. Uit de toelichting van de voorzitter heeft spreker begrepen dat de kapitaalsuitgaaf ad 1.800.000,— zowel betrekking heeft op de nieuwe dienstgebouwen als op het tweede deel van de middendrukleiding. Is nu de 1.800.000,— te hoog geraamd of wordt hierbij gedacht aan beschikking over de reserve voor het resterende deel? De VOORZITTER stelt dat in 1960 de situatie met betrekking tot het nieuwe dienstgebouw nog niet zodanig zal zijn dat de geraamde lasten geheel nodig zijn. Daaruit kan wel het tweede deel van de midden drukleiding worden gefinancierd. De heer VERMEULEN zal gaarne vernemen, wanneer over de reserves zal worden beschikt. De VOORZITTER kan daarop nog geen antwoord geven. De heer KAMPHUYS meent dat het toch wel gewenst is het publiek b.v. per advertentie te wijzen op de gevaren van drukverschillen in het gas. De VOORZITTER meent dat deze suggestie zeker overweging ver dient; in het verleden kwamen dergelijke publicaties wel meer voor. De heer ZIJTREGTOP mist in de begroting van het gasbedrijf de baten van de reserves; waar zijn deze verantwoord? De VOORZITTER antwoordt dat deze rente niet aan het bedrijf mag worden uitgekeerd. De begroting van het gasbedrijf wordt vervolgens vastgesteld. Waterbedrijf. De heer HULSKRAMER is van mening dat het antwoord van burge meester en wethouders aan de door hem gestelde vraag inzake de water tarieven is voorbijgegaan. De tariefsverhoging van 1956 was bedoeld om de tarieven gelijk te trekken met die van de waterleidingmaatschappij N.W. Brabant. Als compensatie werd het toegelaten verbruik van 40 op 60 m3 per jaar gebracht. Dit was voor velen een voordeel, doch vele anderen hebben een waterverbruik beneden de 40m3 per jaar. Spreker heeft in dit verband gewezen op het type woningen voor 2 tot 4 personen. Vooral in het oudere stadsdeel beschikken deze woningen slechts over een tapkraan. Er is geen douche en geen of een kleine tuin. Door spreker was de vraag gesteld hoeveel van dergelijke woningen er zijn en hoe groot het gemiddelde gebruik in deze woningen is. Zou dit in een belang rijk aantal gevallen beneden 40 m3 per jaar liggen dan zou er naar sprekers mening aanleiding zijn voor een tussentarief en een andere normstelling. Er zijn nu 4 klassen, waarbij de abonnementsprijs in de hoogste klasse 22,80 per jaar bedraagt. 85 van de abonnees vallen onder dit tarief. Uit het antwoord van burgemeester en wethouders blijkt dat 4400 woningen een gemiddeld verbruik van 37 m3 hebben. In die 4400 woningen waren er meerdere die meer dan één tapkraan hebben. De vraag van spreker was niet in die richting gesteld. Voor het trekken van conclusies verstrekken de geproduceerde gegevens geen zuiver beeld. Spreker zal gaarne alsnog juiste gegevens ontvangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 410