27 OKTOBER 1959
411
De VOORZITTER zal andermaal overwegen de door de heer Huls
kramer bedoelde gegevens te doen verzamelen.
De heer VAN HOUTEN is het opgevallen dat de uitkering aan de
waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant hoger is dan de geraamde
winst van het waterbedrijf. Dit is een onbevredigende situatie; de tarieven-
egalisatie is toch met dit doel ingesteld. De uitkering zou moeten kunnen
geschieden uit de winst van het waterbedrijf. Nu moet men concluderen
dat dit bedrijf met verlies werkt, een reden om de tarieven opnieuw
onder de loep te nemen. Het antwoord van burgemeester en wethouders
op dit punt heeft spreker niet bevredigd.
De VOORZITTER zal naar aanleiding van de opmerking van de heer
Van Houten deze zaak nog eens bezien; het is niet uitgesloten dat er een
tariefsverhoging zal moeten komen. Als dit echter niet uitdrukkelijk
nodig is moet tariefsverhoging voor water niet worden nagestreefd. Er
is een norm voor de winst van de nutsbedrijven overeengekomen. Bij het
waterbedrijf behoeft deze niet hoog te zijn, desnoods is er geen winst.
Burgemeester en wethouders zullen dit alsnog bezien.
De heer VAN HOUTEN meent dat de ramingen desnoods opnieuw
kunnen worden bezien.
De heer VERMEULEN meent dat de conclusie van de heer Van
Houten niet geheel juist is. De heer Van Houten betoogt n.l. dat de
kosten van de tarieven-egalisatie uit de winst van het waterbedrijf zouden
moeten kunnen worden voldaan. Destijds is juist over dit punt uitvoerig
gediscussieerd; het werd onjuist geacht deze kosten ten laste van het
waterbedrijf te brengen. Het is een last voor de Bredase gemeenschap
die niet per se door de abonnées behoeft te worden voldaan. Daarom
zijn deze kosten destijds zeer bewust ten laste van de algemene dienst
geraamd. Spreker acht dit ook nu nog een juist standpunt.
De VOORZITTER is het met dit standpunt wel eens, doch de om
standigheden zouden er wel eens toe kunnen leiden dat dit standpunt
moet worden prijs gegeven. In ieder geval zal het college niet nalaten
te trachten deze post ten laste van de algemene dienst te laten.
De heer HULSKRAMER is erkentelijk voor de gedane toezegging;
hij ziet de cijfers met vertrouwen tegemoet.
De begroting van het waterbedrijf wordt
vervolgens vastgesteld.
V ervoerbedrijf
De heer VAN TOLEDO zegt het volgende:
In uw antwoord op het centraal rapport zegt LI ten aanzien van het
medenemen van groot huisvuil dat dit aan de huisvuildienst kan worden
medegegeven. Dit is de theorie. In werkelijkheid is het zo dat als men
bijvoorbeeld knipsel van een ligusterheg tot een bundel gemaakt op de
vuilnisemmer legt, dit door de werklieden er naast wordt gelegd en niet
wordt medegenomen, ook al voldoet de afmeting van het pakket aan
de eisen die door de vervoerdienst voor dit vuil worden gesteld.
In de voorschriften van de vervoerdienst voor de vuilnisemmers staat
dat dit grote huisvuil aan de werklieden ter hand moet worden gesteld.
Maar dan zijn de bewoners verplicht om maar steeds uit te blijven kijken
tot de vuilnisauto komt, want in de flatwoningen hoort men nooit de
ratel die aan het ophalen van het vuil vooraf moet gaan.