426
28 OKTOBER 1959
De heer VAN DUIJL is niet tevreden met het antwoord van de
wethouder. Het komt voor, dat de borg, die wordt aangesproken, iemand
tegenover zich heeft, die zich niet stoort aan zijn betalingsplicht.
De heer KRAMERS vraagt of het mogelijk is dat de bank de borg
er schriftelijk op wijst, dat hij kan worden aangesproken.
De heer VAN DEN EEDEN kan zich wel verenigen met de propa
ganda voor de bank, mits dit een gematigde propaganda is. Hij onder
steunt de vraag van de heer Kramers inzake het waarschuwen van de
borgen. De borgstelling geschiedt te vaak zonder daarvan de consequenties
te kennen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het wel eens is voorgekomen, dat
de borg door de bank moest worden aangesproken, doch dan heeft de
borg het recht de schuldenaar aan te spreken. Spreker acht een schrifte
lijke waarschuwing niet gewenst, wegens het verkeerde effect dat daar
van uitgaat. In de praktijk komt het vaak voor, dat bepaalde mensen
voor elkaar borg blijven. De propaganda zal slechts matig en voorzichtig
gevoerd worden.
Hierna wordt de begroting van de kre
dietbank aangenomen.
De begrotingen van de hypotheekbank
en de leningsdienst worden aangenomen,
alsmede hoofdstuk I van de begroting.
Hoofdstuk II.
De heer RATTINK zegt het volgende:
Mijnheer de voorzitter. De vraag of van gemeentezijde het bezoek van
middelbare scholen aan een raadsvergadering niet kan worden gestimu
leerd is al eerder gesteld. Bij de behandeling van de begroting 1959, en
toen ook niet voor de eerste maal, werd dit punt door mij ter sprake
gebracht. Dat was bij hoofdstuk VIII, onderwijs. Mogelijk dat bespreking
bij algemeen beheer meer kans op slagen heeft. Mijnheer de voorzitter,
vorig jaar heb ik gepleit, mede naar aanleiding van hetgeen de heer
Bastiaansen, nu de wethouder van onderwijs, toen in zijn algemene beschou
wingen opmerkte over de geringe interesse van de burgers in het werk
van de raad, hun raad. indertijd heb ik een lans gebroken voor het
bezoek door scholen. Door het toenmalige college van burgemeester en
wethouders werd op dat moment het standpunt ingenomen zo van „als
ze komen is het goed en komen ze niet, nou dan is het ook goed."
Burgemeester en wethouders zouden het initiatief niet nemen. Uit het
thans gegeven antwoord zou men kunnen concluderen, zij het ook zeer
voorzichtig, dat een ander inzicht enigermate gaat baanbreken. Een
beetje roer-om.
Mijnheer de voorzitter, ik meen dat het wel degelijk zin heeft scholen
als u.l.o. en middelbare scholen uit te nodigen een raadsvergadering
bij te wonen. Die zin is te vinden in het bijwonen, van nabij meemaken,
van een klein stukje democratie. Ik geloof dat de democratie mede wordt
gediend door reeds vroeg belangstelling er voor te trekken. Daarom moet
bij de scholen worden begonnen. Nu zegt uw college „alleen indien er
een bijzonder instructieve raadsvergadering is te verwachten zouden de
hoofden van de daarvoor in aanmerking komende scholen hierop kunnen
worden geattendeerd." Ha, vooruitgang denk je. Maar dan volgt onmid
dellijk „in zulke gevallen zal dit evenwel nagenoeg steeds ook langs
andere weg onder hun aandacht komen." Hè, nu toch maar de zaak blauw-
blauw laten.