28 OKTOBER 1959 437 biz. 182 o.a. bij mededeling van de voorzitter: „Alleen door gebruik te maken van de ontheffingsbevoegdheid van de burgemeester, zoals dit ook in andere steden geschiedt, wil spreker op beperkte schaal een proef nemen met het bonnenstelsel, zoals door de heer mr. Bastiaansen is voorgesteld". Dus op beperkte schaal een proef nemen; let wel met het bonnen stelsel als voorgesteld door mr. Bastiaansen, en genoemde voorsteller bedoelde m.i. wel degelijk om in de periode 1 juli t/m 1 september, of 15 juli t/m 15 september, (zie ook notulen 17 juni 1959, blz. 181) de Horeca-exploitanten door gebruik van deze bonnen de mogelijkheid tot latere sluiting te geven ten behoeve van het toerisme. En wat voor een proef heeft nu plaats? Laat ik allereerst maar vast stellen dat de uitgegeven zogenaamde „proefbonnen" juist niet te ge bruiken zijn voor genoemd toerisme. Och, waar zijn ze eigenlijk wel voor te gebruiken? De enige verande ring ten opzichte van voorheen is gelegen in het feit dat men niet meer vier of vijf dagen tevoren een aanvraag behoeft in te dienen ten behoeve van een erkende en in de betrokken zaak gevestigde vereniging, maar dat zulks mogelijk is op het moment, d.w.z. minstens een half uur vóór sluitingstijd. Geen wonder dus, dat in de periode van 3 augustus 1959 t/m 5 sep tember 1959 tweederde van de exploitanten deze voor hen totaal waardeloze proefbonnen niet eens afhaalden. Terwijl nog duidelijker spreekt het feit, dat in genoemde periode slechts een achtste van de afgehaalde bonnen kon worden gebruikt, nl. 75 van de 572. Neen, hier is volgens mij niet die proef genomen, zoals werd bedoeld. En ik hoop dan ook dat deze proef in geen enkel opzicht als maatstaf zal worden gehanteerd. Veel liever ware het mij om gedurende het jaar 1960 een geheel nieuwe proef te nemen, maar dan in de vorm zoals in de toezegging aan de raad bedoeld. Ik zie met belangstelling Uw voorstel in deze tegemoet. De heer VAN WERKHOOVEN meent, uit hoofde van zijn functie, te kunnen stellen zeer goed thuis te zijn in de verkeersregelingen in de stad. In het algemeen kan een zeer lofwaardig optreden van de politie worden geconstateerd. Het probleem van de bromfietsen kan de politie niet op lossen; dit is een landelijk probleem. Het gedrag van de fietsers in Breda is slechter dan in andere plaatsen. De politie treedt wel op tegen met drieën naast elkaar rijden, maar is verder zeer lankmoedig. Ook het uitgaan van de middelbare scholen is zeer onbevredigend. De jongelui stellen zich met de rijwielen op straat op, trekken zich verder van het verkeer niets aan en blokkeren zodoende het verkeer. Ook gaat de politie ten opzichte van autorijders niet vrij uit; tegen het niet-voorsorteren treedt de politie hier niet op. De politie treedt alleen op bij botsingen. Zij behoeft volgens spreker geen processen- verbaal te geven, doch waarschuwen zou wel wenselijk zijn. Op het kruispunt Baronielaan worden de grofste verkeersovertredingen gemaakt zonder dat de politie optreedt. In welke vorm wordt tegen de Belgische autorijders opgetreden? Deze hebben geen examen gedaan. In de binnen stad blokkeren zij dikwijls zeer ernstig het verkeer. De heer HULSKRAMER zegt: Mijnheer de voorzitter, het is de gewoonte, dat bij de behandeling van dit hoofdstuk uitvoerig gediscussieerd wordt over de verkeersveilig heid en ik meen dat de oorzaak hiervan is dat dit een belangrijk pro bleem is. Immers, sprekende over de verkeersveiligheid kan men landelijk gezien spreken van een nationale ramp. Iedere dag sterven er gemiddeld 3 personen tengevolge van verkeersongevallen, dit zijn er dus ruim 1.000

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 437