28 OKTOBER 1959 463 Het gaat hier, mijnheer de voorzitter, om twee belangrijke punten: 1. het principe, en 2. de praktische uitwerking daarvan. Het principe om woningbouwverenigingen in te schakelen, in staat te stellen hun taak uit te voeren, kan dan wel zijn aanvaard door Uw college, maar met platonische liefdesverklaringen komen wij er niet. De praktijk dient te bewijzen dat het met het beleden principe ernst is. De in het centraal rapport gestelde vraag betrof o.m. overdracht van bestaande woningen. Het antwoord wat ik zojuist citeerde getuigt er van dat deze vraag blijkbaar bij Uw college in het geheel geen belang stelling had. Ware dit wel het geval geweest, het antwoord zou anders hebben moeten luiden. Bij de behandeling van de begroting 1959 werd medegedeeld dat het inschakelen van de woningbouwverenigingen wel mogelijk zou zijn voor het uitbreidingsplan „Doornbos". Thans wordt hierover met geen woord gerept. Mijnheer de voorzitter, ik zal nu gaarne vernemen of Uw college die gedachte heeft laten varen maar ook, of alle in dat plan voor woningbouw geplande grond nu voor de 532 pronto-woningen is bestemd. In dit verband wil ik nog wel opmerken, mijnheer de voorzitter, dat naar het mij voorkomt de woningbouwverenigingen tijdig dienen te weten waar aan zij toe zijn. Een plan dient gereed te zijn vóór het moment waarop voor hen bouwvolume beschikbaar is. Dan moet direct kunnen worden gestart. Het „te laat" moet uitgesloten zijn omdat anders bouwvolume verloren zou kunnen gaan. Daarom is het gewenst nu reeds spoedig contact met de bouwverenigingen op te nemen. Beter nog vandaag dan morgen. Een ander bepaald punt in het antwoord is mij niet duidelijk. Nadat over de pronto-woningen is gehandeld wordt gezegd: „Voor eventueel andere woningen is het contingent nog niet bekend". Is het zo dat naast het contingent voor de pronto-bouw een afzonderlijk contin gent voor andere woningen mogelijk is? Dat woordje „eventueel" zal ik nog gaarne zien toegelicht. Mijnheer de voorzitter, blijkbaar leefde bij het college van burgemeester en wethouders de gedachte de woningbouwverenigingen eerst in te schakelen, do uitvoering van hun taak mogelijk te maken, na afloop van een onderzoek naar een éénvormige administratie en een gezamenlijk technisch apparaat. Indien deze gedachte van het college een rol speelt kan ik wel zeggen dat ik het met die gedachte niet eens ben. Overigens, mijnheer de voorzitter, is dat onderzoek er geweest en wat is het resultaat? Mijnheer de voorzitter, mijn fractie zal het op prijs stellen van Uw college nu eens duidelijk, zonder de nodige slagen om de arm, te ver nemen of het college van burgemeester en wethouders bereid is de woningbouwverenigingen bij de bouw van woningwetwoningen praktisch in te schakelen c.q. dergelijke reeds gebouwde, nog niet bewoonde, woningen over te dragen indien daarom gevraagd wordt. De heer MELZER vraagt burgemeester en wethouders aandacht te besteden aan de particuliere woningbouw en aan redelijke prijzen voor bedrijfspanden. De in het bezit van de gemeente zijnde eengezinshuizen dienen zoveel mogelijk te worden verkocht. De heer MOL heeft al eens meer opgemerkt, dat de verkoop van woningwetwoningen aan particulieren heel moeilijk is. Telkens blijkt dat de gemeente met handen en voeten gebonden is aan Den Haag. Dit is niet het geval met premiewoningen. De gemeente heeft 78 premiewonin gen. Zijn burgemeester en wethouders bereid de raad voor te stellen deze aan particulieren te verkopen? Spreker wenst nog even terug te komen op de beplantingen, als onderdeel van de woningbouw. Als er meer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 463