474
30 OKTOBER 1959
Overigens, mijnheer de voorzitter, er moet voldoende lager onderwijs
worden gegeven in een genoegzaam aantal scholen. Deze bepaling, die
opdracht, brengt mede dat zeker bij een belangrijke aanwas van de bevol
king en snelle stadsuitbreiding van de gemeente, regelmatig moet worden
nagegaan of het aantal openbare scholen nog wel als „genoegzaam" is
aan te merken. Uit het antwoord van uw college moet ik opmaken, dat
dit blijkbaar niet gebeurt, ondanks „het op de voet volgen van de nieuwe
tendens en het ter zake diligent zijn".
Mijnheer de voorzitter, hoe staat het met een openbare kleuterschool
in een nieuwe wijk? Ook hierover, n.l. over de al of niet noodzakelijkheid
van stichting in een nieuwe woonwijk, voert uw college geen enkel
gemotiveerd argument aan. Ook hier zal ik mijn toevlucht moeten nemen
tot enig cijfermateriaal uit het antwoord op het centraal rapport. Er zijn
twee openbare kleuterscholen, n.l. Beverweg en Viandenlaan. Het totale
aantal kleuters van die scholen bedroeg per 1 oktober 1958: 61. Bij de
aanvang van het schooljaar 1959/1960: 92. In een jaar een toename van
31 kleuters of in een percentage 59%. Hierbij dient nog terdege in het
oog te worden gehouden dat voor de kleuterschool Beverweg, het aantal
is mij niet bekend, maar ik schat het op 30, bij de aanvang van het
nieuwe schooljaar zijn afgewezen. Wordt dit aantal ingecalculeerd dan
krijgen we, mijnheer de voorzitter, een interessant beeld dat nog duidelijker
aanwijst dat de belangstelling voor het openbaar kleuteronderwijs is
toegenomen, en dat ook een openbare kleuterschool zijn bestaansrecht
heeft.
Maar deze gegevens leiden nog tot een andere conclusie, n.l. dat in
het Brabantpark een afzonderlijke school zeker gewenst is en er spoedig
dient te komen. Het onderbrengen van de huidige kleuterschool in twee
lokalen van de g.l.o.-school zal als een tijdelijke maatregel moeten worden
gezien. Ook al om redenen van onderwijs is een afzonderlijk staande
school beter. In het algemeen moet een kleuterschool niet in een andere
school worden gehuisvest.
In verband met het afwijzen van kleuters bij het begin van het school
jaar wil ik hier vragen welke oplossing is gevonden of wordt voorbereid,
om alsnog de afgewezenen op korte termijn te kunnen toelaten. Mijnheer
de voorzitter, de vraag rijst of het antwoord van uw college, dat het
vooralsnog niet waarschijnlijk wordt geacht dat behoefte zal blijken te
bestaan aan openbare kleuterscholen en g.l.o.-scholen in nieuwe stads
uitbreidingen, wel steunt op daartoe vereiste gegevens. Ik moet dan wel,
mijnheer de voorzitter, tot de volgende vraagstelling komen:
1. Op welke gronden, gegevens, factoren uw college zijn mening heeft
gebaseerd.
2. Of uw college bereid is op korte termijn al die gegevens te ver
zamelen welke dienstig zijn voor een beoordeling of tot stichting moet
worden gekomen van een openbare kleuterschool en een openbare g.l.o.-
school in de nieuwe stadsuitbreidingen en speciaal in de nieuwe uitbreiding
„Doornbos".
Hierbij wil ik opmerken dat mij uit contacten is gebleken dat er serieuze
belangstelling bestaat voor meer openbaar onderwijs of daarmee te ver
gelijken onderwijs. Mijnheer de voorzitter, ik meen redelijk ook te hebben
aangetoond dat in het Brabantpark een afzonderlijke kleuterschool bestaans
recht heeft en nodig is. Dit doet mij vragen of uw college bereid is
spoedia tot stichting te komen van een afzonderlijke kleuterschool in die
stadswijk.
Mijnheer de voorzitter, het toegezegde overleg de ronde-tafel-confe-
rentie - met de schoolbesturen over de verdeling van de beschikbare
gymnastieklokalen heeft nog steeds niet plaats gehad. Ik kan er in komen
dat de wisseling van wethouder een factor is geweest die vertragend
heeft gewerkt. De huidige wethouder moet zich uiteraard eerst
in werken.