I 490 30 OKTOBER 1959 zichzelf in datgene wat het pedagogisch centrum voor de massa deed. 1, Culturele vorming van groepen is naar zijn mening een zeer moeilijk n punt. Men komt gemakkelijk dan tot een massale methode, waarbij bepaalde v groepen hun eigen weg gaan zoeken. Deze materie blijft een moeilijk k punt. Voor de culturele vorming van de schoolvrije jeugd is in vele verbanden het nodige gedaan, ofschoon er natuurlijk nog altijd wensen g zullen blijven bestaan. Burgemeester en wethouders zijn gebonden aan e de begroting en wanneer de geraamde bedragen blijken niet voldoende t d te zijn dan zullen voorstellen aan de raad worden gedaan voor krediet- o verhoging. Spreker vraagt zich af hoe de heer Mendes de raadscommissie voor s kunstzaken wil realiseren. Hij heeft direct een reëel bezwaar nl. hoe zal v men deze commissie formeren. Zonder aan de kwaliteiten van de raadsleden v tekort te willen doen, wil spreker er toch op wijzen dat het noodzakelijk d is een commissie samen te stellen waarin raadsleden zitting nemen die f uit. hoofde van hun kwaliteiten het gehele culturele probleem beheersen. Bovendien wijst hij erop dat deze commissie een omvangrijke arbeid b zal krijgen indien zij het gehele culturele terrein willen bestrijken. Hij d gelooft dat dit een te zware wissel trekken zou zijn op de leden van n de raad. Burgemeester en wethouders beschikken toch over organisaties waaraan zij adviezen kunnen vragen. Hij denkt b.v. aan de culturele werk- z gemeenschap, aan de Beyerdcommissie en de ambtelijke commissie inzake v kunstzaken. z Dat de post van de begroting ad 10.000,— voor de aankoop van beeldhouwwerken te laag is en gebracht zou moeten worden op 50.000,— heeft volgens spreker weinig zin. Burgemeester en wethouders a weten toch niet wat zij zonder de raad erin te kennen, zouden moeten k kopen. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat bij aankopen h van beeldhouwwerken toch aan de raad een voorstel wordt gedaan. Bij v dit voorstel kan dan het nodige krediet worden gevraagd. d Spreker heeft het beeld „De vlucht" ook reeds enige keren bekeken. a Hij meent dat dit beeldhouwwerk met instemming van de raad op de n huidige plaats is gezet. Hij heeft evenwel geen bezwaar dit nog eens te k laten bekijken, doch wil zich gaarne onthouden zijn mening hierover uit te spreken. j< Ten aanzien van de samenwerkingsplannen, waarover de heer A. C. Bastiaansen heeft gesproken, merkt spreker op dat het zich liet aanzien dat in 1959 tot deze samenwerking zou worden gekomen. Bij de verdere voortgang van dit probleem is echter gebleken dat men te optimistisch d is geweest. Thans zijn burgemeester en wethouders iet of wat gestrand a doch hopen nog iets te bereiken, ofschoon vooropgesteld moet worden dat het niet mogelijk is dit in korte tijd te doen. x De levendigheid van de stad wordt door burgemeester en wethouders bevorderd. Burgemeester en wethouders bespreken de plannen die uit het e particulier initiatief komen en laten zich over deze plannen adviseren. Spreker heeft alle lof voor de V.V.V. en noemt de samenwerking met de V.V.V. bijzonder prettig. 9 Hij moet echter met klem tegenspreken, dat Breda een functionaris kan gebruiken zoals deze in Amsterdam in dienst is. Hij is trots dat hij Bredanaar is en wil geen gelijkenis zien met Amsterdam. Bovendien moeten burgemeester en wethouders bijzonder voorzichtig zijn met het a creëren van nieuwe functies. Spreker is ervan overtuigd dat op dit chapiter b de nood niet zo hoog is omdat burgemeester en wethouders kunnen afgaan e op de hun verstrekte adviezen. Er bestaat geen behoefte, zo benadrukt e spreker nogmaals, aan een dergelijk functionaris. v De muziekbibliotheek is fysiek ondergebracht in de R.K. Openbare c Leeszaal. Deze instelling is in ontwikkeling en de belangstelling hiervoor n is groeiende. Men moet dit niet gaan forceren. Hij gelooft niet dat het v nodig is dat men gaat spreken over het samenspelen met de andere v

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 490