44 4 FEBRUARI 1959 Verschillende raadsleden hebben een soort wantrouwen geuit tegen de man, die deze industrie opzet. Doch spreker is van mening, dat het voor hem toch wel waarde heeft. Er is toch ook een bankonderneming, die er 150.000,'— insteekt. Spreker is van mening, dat bankinstellingen bij het verlenen van kredieten wel zo uitgekookt zijn, dat in dit geval de bank instelling wel iets in de industrievestiging ziet. Spreker is van mening, dat men de zaak moet zien zoals ze is en niet altijd aan de pessimistische kant. De heer Van Bijnen heeft als bezwaar naar voren gebracht, dat de Vomati niet veel mensen te werk zal stellen en dat deze arbeiders nog van buiten de gemeente aangetrokken zullen moeten worden. Spreker deelt mede, dat over deze factor bij de onderhandelingen niet is gesproken. Hij is van mening, dat men niet altijd de belangrijkheid van een industrie vestiging kan afmeten aan de in het bedrijf tewerk gestelde arbeidskrachten, doch dat men ook moet Ietten op de toelevering van andere bedrijven. Voor burgemeester en wethouders was het ook niet prettig, dat er zoveel haast met het voorstel moest worden gemaakt. Dit kon echter niet anders, omdat de Vomati gedwongen werd door de N.V. Berliet, die per 1 juli a.s. wenste te starten. De veronderstelling is geuit, dat van assemblage niets terecht zal komen. Spreker kan deze veronderstelling niet weerleggen, doch burgemeester en wethouders hebben hoop, dat de assemblage een behoorlijke mogelijkheid van slagen heeft. De tegenstanders zullen bij mislukking kunnen wijzen op hun goed inzicht, terwijl bij het slagen van de assemblage burgemeester en wet houders kunnen getuigen van een helder inzicht. De voertuigen van de N.V. Berliet zijn inderdaad niet ingevoerd. Voor de oorlog was men in Nederland begonnen en na de oorlog heeft men deze pogingen niet hervat. Spreker is van oordeel dat het goede wagens zijn en daarom zal er wellicht een goede afzet komen. De heer Vermeulen heeft gezegd, dat deze industrievestiging geen groot algemeen belang is. Hierin moet spreker de heer Vermeulen gelijk geven, doch de bevordering van de industrialisatie zit bij dit voorstel van burge meester en wethouders voor. Spreker meent dat hiervoor wel iets kan worden gewaagd en daarom is dit voorstel uitgegaan tot het bouwen van een industriehal, waarvoor reeds een gegadigde is. Burgemeester en wethouders hebben geen schrijven van de Bovag ont vangen. Indien dit schrijven de mededeling bevat, dat andere Bredase bedrijven bezwaren hebben tegen de vestiging van de N.V. Vomati, dan moet spreker toch opmerken, dat men dan voor iedere nieuwe vestiging kieskeurig moet zijn. Hij gelooft, dat industrialisatie erg moeilijk zal worden, indien de gemeente zich hieraan iets gelegen laat liggen. Het accountantsrapport kan geen waardevolle cijfers bevatten, omdat het geen bestaand bedrijf is. Sprekende over de verhouding Vomati—Berliet zegt spreker, dat er een overeenkomst van 5 jaar voor de alleenvertegenwoordiging is. Van zelfsprekend zal bij het goed marcheren van de zaak dit contract na deze 5 jaar worden verlengd. De heer Mol heeft gezegd, dat de raad niet voor „het goede heertje" wil spelen. Spreker wijst erop, dat burgemeester en wethouders ook dit niet van plan zijn. Indien de N.V. de verplichtingen ten opzichte van de gemeente niet nakomt, ligt het voor de hand, dat de gemeente haar bevoegdheden, neergelegd in de overeenkomst, hanteert. Doet men dit niet, dan zal het deficit steeds groter worden. Spreker vindt het van grote betekenis, dat men een begin kan maken met het bouwen op het industrieterrein Krogten. Indien een andere industrie eens een kijkje komt nemen, is het suggestief indien er wordt gebouwd. Bovendien houdt de gemeente, indien de zaak met de N.V. Vomati mis

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 44