30 OKTOBER 1959 495 n een situatie, die niet houdbaar is ten aanzien van ons subsidiebedrag. Het zal toch goed zijn dat een der grote steden de kat de bel aanbindt |a om tot een oplossing in deze onaangename situatie te komen, s Verschillende van de toneelstukken zijn door mij bezocht en ik moet :n U zeggen, dat datgene wat door het Zuidelijk Toneel gebracht is geworden :n niet altijd de toets der kritiek kon doorstaan. Ik heb verschillende amateur- toneeluitvoeringen bijgewoond, die op een hoger plan stonden wat spel ,k enz. betreft, dan de stukken van het reeds eerder genoemde beroepstoneel. m Daarom ben ik reeds thans van mening, dat het geen zin heeft om deze ia toestand nog langer te continueren en los van de eventueel nadere voor- je stellen die U in petto heeft, heb ik U mijn standpunt reeds nu medegedeeld. ia We kunnen waarschijnlijk dit bedrag van 21.000,— wel beter ge- ig bruiken. t. in Volgno. 612. r- »r De heer RATTINK zegt dat in het uitbreidingsplan Emer 5 a 6 ha. [g bestemd is voor de aanleg van volkstuinen. Gaarne zou hij vernemen of in de genoemde ha. begrepen zijn de volkstuinen bij de fabriek van de H.K.I. Spreker is van mening dat men de volkstuinen niet moet centrali seren in de gemeente, doch overal in de gemeente kleinere complexen t_ moet leggen. Een groot complex gelegen op één punt in de gemeente zal volgens spreker voor velen de animo doen afnemen omdat een te grote ;s afstand moet worden afgelegd, ld :n De heer MENDES zegt; Ie Mijnheer de voorzitter. Ten aanzien van volgno. 582a, subsidie aan n de Stichting Het Zuidelijk Toneel, waarbij ik mij voor het grootste gedeelte wat de heer Kamphuys heeft gezegd, kan aansluiten en waarvoor U een nader voorstel in het vooruitzicht stelt, vraag ik mij nog steeds af of deze subsidiëring voor Breda wel zin heeft. Ik heb bij de instelling van dit subsidie enige jaren geleden reeds gezegd, naar aanleiding van een zinsnede in uw toenmalig voorstel, dat naar mijn mening, de westelijke ;e toneelgroepen in voldoende mate voorstellingen in Breda zouden blijven s. geven en een subsidiëring van Het Zuidelijk Toneel alleen uit een oogpunt Ie van solidariteit met vooral de kleinere Brabantse gemeenten gerechtvaar- r- digd was. Inderdaad is gebleken, dat de westelijke toneelgroepen aan de Bredase behoefte aan toneelvoorstellingen kunnen blijven voldoen, zodat ig het bestaan van het gezelschap Ensemble voor onze stad niet beslist k noodzakelijk is. Nu echter uit de overzichten der voorstellingen, die wij Ie regelmatig van de Stichting Het Zuidelijk Toneel ontvangen, blijkt, dat j, die kleinere Brabantse gemeenten geen of vrijwel geen belangstelling hebben voor goede toneeluitvoeringen, verdient het terdege aanbeveling n na te gaan of wij met de subsidiëring van de Stichting Het Zuidelijk it Toneel wel door moeten gaan. i, \Dan, mijnheer de voorzitter, nog enkele opmerkingen over de ter :e inzage gelegde jaarverslagen van de Culturele Werkgemeenschap, de >e Jeugdnatuurwacht, afd. Breda en de gemeentelijke sportstichting. Met ;t belangstelling heb ik kennis genomen van de activiteiten door deze in- ik stellingen ontwikkeld. Ik hecht zeer veel waarde aan deze werkzaam- •e heden in het belang van een zinvolle vrijetijdsbesteding, van het bij- ts brengen van liefde tot de natuur en van de lichamelijke opvoeding en d de sport voor onze Bredase jeugd. Ik spreek hier gaarne een woord van il dank uit aan degenen, die hun vrije tijd aan deze activiteiten besteden. Ie In het verslag van de Culturele Werkgemeenschap viel het mij op, dat de bedragen der subsidies voor de verschillende posten niet vermeld zijn. s, Verder is het mij niet duidelijk, waarom dit verslag alleen bij de stukken ;r voor de raadsvergadering van oktober j.l. ter inzage is gelegd en niet k bij de begrotingsstukken. Er is toch om inzage van dit verslag in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 495