500 30 OKTOBER 1959 gesproken over een collega in 's-Hertogenbosch, die zalen verhuurt. Gaarne zou hij ook van de heer Van Werkhooven horen of deze ook een dergelijke al in Breda exploiteert. Wethouder BASTIAANSEN zegt dat er een veelheid van vragen op hem zijn afgevuurd en dat hij zijn uiterste best zal doen deze te beant woorden. Mevrouw Van Mierlo heeft gevraagd welke aankopen er ten laste van volgno. 584 zijn geschied. Hij moet haar dan verwijzen naar de laatste bladzijde van de bijlagen waar vermeld staat dat het fonds voor aankoop van schilderijen 21.790,86 bedraagt, terwijl 926,80 rente zal worden bijgeschreven. Er is nog niet bekend welke aankopen er uit dit fonds zullen worden gedaan. Doch indien burgemeester en wethouders bepaalde aankopen wensen te doen, dan zullen zij aan de raad voorstellen doen. Er is gesproken, zo zegt spreker, over een tentoonstelling van oude kunst in De Beyerd. Dit is een zeer bijzondere tentoonstelling waarover spreker reeds met de directeur van „De Beyerd" van gedachte heeft gewisseld en tevens met de commissie van advies. In de tentoonstellingen zit een bepaalde lijn en een dergelijke grote tentoonstelling vereist veel studie en voorbereiding. Spreker vraagt aan de raad nog even af te wachten. Burgemeester en wethouders zijn doende en zullen het bespreken in de commissie van advies voor „De Beyerd". Voor wat betreft de suggestie van mevrouw Van Mierlo-Mutsaers over de aankopen van kunstwerken voor „De Beyerd", merkt hij op dat er rekening moet worden gehouden met hetgeen de overige steden in Noord- Brabant bezitten en/of verzamelen. Deze beleidslijn moet gehandhaafd blijven en hij moet mevrouw Van Mierlo gelijk geven wanneer zij zegt dat Breda in een ongunstige positie is omdat Breda geen eigen bezit heeft als ruilobject. Inderdaad is eigen bezit een van de factoren die het organiseren van een bijzondere tentoonstelling vergemakkelijken. Spreker denkt b.v. aan Gent, een gemeente die kleiner is dan Breda en een kunstbezit heeft waarop wij jaloers kunnen zijn. Met de heer Mendes is spreker van oordeel dat het gereed maken van de binnenplaats van het cultureel centrum een gelukkige greep is geweest. Het gebruik van deze buitenruimte werkt stimulerend op het bezoek binnen. De kwestie van de openbare leeszalen, waarover de heer Kamphuys heeft gesproken, is inderdaad bij burgemeester en wethouders in studie. Binnenkort zijn er nieuwe richtlijnen van de regering te verwachten en dan zal de subsidiëring voor de openbare leeszalen opnieuw bekeken kgntien worden. Vele leden hebben gesproken over het Zuidelijk Toneel en spreke; noemt dit een hachelijke aangelegenheid. Hij brengt de geschiedenis van het Zuidelijk Toneel in herinnering en als hoofdreden voor de oprichting van het Zuidelijk Toneel noemt hij de vrees voor het in de steek laten door de bestaande gezelschappen van het zuidelijk gebied van Nederland. Deze vrees kan nog blijven, omdat zij nog steeds overwegen enkelvoudige groepen te formeren waardoor zij in de onmogelijkheid komen het zuiden te bezoeken. Inderdaad is de ervaring met het Zuidelijk Toneel en het programma daarvan niet bevredigend. Doch de bedreiging blijft bestaan dat het zuiden zonder toneel komt. Het Zuidelijk Toneel streeft er naar de financiële basis te verbreden en hierdoor mag men verwachten dat men meer zal brengen dan tot op heden is geschied. Bovendien mogen wij niet vergeten dat het een spel is in verband met de toneelvoorziening. De gemeenten hebben een claim op het Zuidelijk Toneel en spreker hoopt dat de gemeente en de uitkoopverenigingen in de gemeente een taak hebben. Indien daar het oog op gericht is dan zal worden bereikt, wat bereikt moet worden. de cijfers, welke de heer Van Werkhooven opgesomd heeft wil

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 500