30 OKTOBER 1959 505 zegt, dat er voor de cultuur iets gedaan moet worden, dan zal hij in spreker altijd een groot voorstander vinden. Dat de basis van het Zuidelijk Toneel verbreed is, moet hij tegen spreken. Spreker ziet dit anders. Nu het Zuidelijk Toneel ook voor de televisie zal gaan optreden, zal de basis nog minder breed worden. Een voorstelling voor de televisie kost drie maal meer tijd dan een voor stelling in de zaal, zodat naar zijn mening de prestaties minder zullen worden. De gevoelskwestie waarover wethouder Bastiaansen gesproken heeft, doet naar zijn mening niet meer terzake, omdat het gezelschap reeds enige jaren bestaat en er een achteruitgang in de prestaties is te constateren. Dat men het Zuidelijk Toneel kansen moet geven, daarmede kan spreker akkoord gaan, doch dan moet het Zuidelijk Toneel aan de uitkoopvereni gingen niet precies hetzelfde bedrag vragen als andere gerenommeerde gezelschappen. Er ontstaat dan een controverse met het zeer hoge subsidie, dat het Zuidelijk Toneel ontvangt van de gemeenten en de provincie. In tegenstelling met het Zuidelijk Toneel is het Brabants Orkest erg soepel in het bepalen van de voorwaarden. Dat ook in deze stichting fouten zijn gemaakt, daarop wil spreker nu niet meer ingaan. Tenslotte deelt spreker nogmaals mede, dat de fractie van de V.V.D. niet akkoord kan gaan met het in 1960 subsidiëren van het Zuidelijk Toneel en dat de fractie minstens verlangt, dat het subsidie drastisch verlaagd zal worden. De heer QUADEKKER verklaart zich akkoord met het voorstel van wethouder Bastiaansen om het subsidie voor het Zuidelijk Toneel nog één jaar beschikbaar te stellen. Hij wenst nog de suggestie te doen dat beslist op niet mis te verstane wijze aan de stichting het misnoegen over de gang van zaken wordt kenbaar gemaakt. De heer KROON heeft met belangstelling het betoog van wethouder Bastiaansen gevolgd. De geschiedenis van het Zuidelijk Toneel is hem wel bekend, doch de vrees, die de wethouder heeft uitgesproken, dat de westelijke gezelschappen Breda niet meer zullen bezoeken, kan hij niet delen. Tot zijn grote voldoening spelen deze gezelschappen nog in Breda en of de dreiging er nog steeds is, weet spreker niet. De wethouder heeft volgens sprekers mening toegegeven dat het gebodene door het Zuidelijk Toneel van minder kaliber is. Bovendien wijst de wethouder erop dat de gemeente een claim heeft op het Zuidelijk Toneel. De heer Van Werk- hooven heeft echter aan de hand van cijfers uitgerekend dat er van deze claim voor Breda weinig terecht komt. Spreker moet eerlijk zeggen dat hij het in het voorbeeld, besproken door de heer Van Bijnen, als schoolhoofd niet kan opbrengen de leerling nog één jaar op school te houden. Hij is in hetzelfde stadium als de heer Kamphuys. Mede namens zijn fractiegenoot deelt hij mede, dat hij tegen het verlenen van het geraamde subsidie aan het Zuidelijk Toneel voor 1960 is en zo er over dit subsidie zal worden gestemd, tegen zal stemmen. De heer HULSKRAMER zegt dat in het antwoord op het centraal rapport staat vermeld, dat burgemeester en wethouders zich zullen beraden over het vaststellen van de huurprijzen. Als men de verschillende prijzen naast elkaar ziet, dan is er moeilijk een lijn te ontdekken. Spreker is teleurgesteld over het antwoord van de wethouder. De heer RATTINK wil naar aanleiding van het gestelde door mevrouw Van Mierlo over de volkstuinen nog opmerken dat men dan ook con sequent moet zijn en de groenstroken uit de uitbreidingsplannen moet ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 505