506 30 OKTOBER 1959 wijderen. Dit zit in dezelfde gedachtengang. De volkstuinen maken in de uitbreidingsplannen echter een zeer klein percentage uit van de nodige gronden, die onteigend moeten worden. De raad moet toch waardering hebben voor vrijetijdsbesteding. Wethouder BASTIAANSEN deelt mede, dat het niet tot stand komen van de tentoonstelling over Oude Kunst niet het gevolg is van tijdgebrek van de directeur van het cultureel centrum. De moeilijkheden zitten in het project zelf. De voorbereiding van een dergelijke tentoonstelling vergt zeer veel tijd. Het bezwaar van mevrouw Van Mierlo richt zich vooral tegen de subsidienorm. Men kan inderdaad over deze norm redetwisten, doch spreker is van mening dat met het stijgen van het inwonertal ook de lasten een stijging moeten vertonen. Hij vindt deze norm goed. Het is spreker niet bekend dat aanvragers om schooltuinen van burge meester en wethouders het verzoek hebben gekregen deze aanvragen in te trekken. Mogelijk zou zijn dat dit is geschied in het kader van de bestedingsbeperking. Hiertoe waren burgemeester en wethouders dan in verband met deze van hoger hand opgelegde maatregelen gedwongen. Thans kunnen aanvragen wederom worden ingediend. Dat het geduld van de heer Kamphuys inzake de subsidieverlening van het Zuidelijk Toneel de grens bereikt heeft, spijt spreker zeer. Hij wenst zijn betoog niet te herhalen, doch adviseert nu niet de zaak af te kappen, omdat de gemeente Breda destijds morele verplichtingen heeft geschapen ten opzichte van de andere Brabantse gemeenten en provincie. Dit zou betekenen dat de hele zaak spaak zou gaan lopen. Hij is daarom dankbaar dat de heer Mendes zich heeft laten overtuigen door zijn betoog en spreker wijst er nogmaals op dat er een bestuurslid van de stichting thans bijna dagelijks op stap is de gemeentebesturen tot medewerking te bewegen. De heer Kroon heeft zich akkoord verklaard met het voorstel van de heer Mendes tot het instellen van een afdeling van de raad voor culturele zaken. Spreker moet echter mededelen, dat hij bij zijn eerder uitgesproken visie blijft. Dat ook de heer Kroon de subsidiëring van het Zuidelijk Toneel niet meer voor één jaar wil verlengen, spijt spreker zeer. De doelstelling van dit subsidie is inderdaad bij de aanvang geweest het bouwrijp maken van de culturele ondergrond. Hierin heeft de gemeente een belangrijke taak. Bij het Brabants Orkest is dit gelukt en misschien zal dit bij het Zuidelijk Toneel ook lukken. Er gaan echter enige jaren overheen. Spreker wil nog mededelen, dat, indien bij de samenspraak met de andere gemeenten en het provinciaal bestuur blijkt, dat het nodig is de houding van Breda te wijzigen, dit dan direct en volledig aan de raad zal worden mede gedeeld. Hij is verheugd dat de heer Van Bijnen hem zijn steun heeft toegezegd. Inderdaad heeft de heer Vis gelijk als hij zegt dat de aankoop van het tapijt van Lur?at slechts een mededeling van burgemeester en wet houders aan de raad is geweest. Spreker wil nog benadrukken, dat bij aankoop van kunstwerken uit de geraamde post van de begroting van het cultureel centrum de raad bij afzonderlijk voorstel machtiging aan burgemeester en wethouders tot aankoop zal worden gevraagd. De heer Van Werkhooven heeft nog medegedeeld dat hij noch de andere leden van zijn fractie tegenwoordig zijn geweest bij de discussies over de subsidiëring van het Zuidelijk Toneel in het verleden. Het spijt spreker dal door de oprakeling van dit verleden het hem niet gelukt is de V.V.D.-fractie te overtuigen. De mening dat door het optreden voor de televisie de mogelijkheid voor het geven van voorstellingen zou worden verminderd, kan spreker niet delen. Aan het gezelschap wordt in een seizoen een bepaald aantal rollen toegekend en deze omstandigheid zal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 506