542 16 DECEMBER 1959 Het zal U zelfs op afstand mogelijk niet ontgaan zijn dat het gemeente huis van Breda een soort doorgangshuis is. Het begon in 1950 toen wethouder mr. Struijcken werd benoemd tot minister van justitie. Enige jaren later gevolgd door de benoeming van het raadslid dr. Veldkamp tot staatssecretaris voor middenstandszaken, maar dit jaar werd het pas een massale uittocht door de benoeming van het raadslid mr. Toxopeus tot minister van binnenlandse zaken, wethouder drs. Stuben- rouch tot staatssecretaris van onderwijs en tenslotte door de benoeming van burgemeester mr. dr. Kortmann tot commissaris der koningin in onze provincie. Het verdwijnen van genoemden uit onze gelederen vonden wij spijtig. Figuren die tot gemelde functies worden geroepen zijn vanzelfsprekend waardevolle leden in college en raad. De eerste vier kregen hun opvolgers door directe en indirecte aanwij zing van de kiezers, maar de vijfde vacature van burgemeester Kortmann, daar wordt de kiezer niet in gehoord. Wij moesten afwachten wie ons zou worden toegewezen. Een reden temeer waarom men nieuwsgierig was te weten wie zijn opvolger zou zijn. Al kort na de promotie van burgemeester Kortmann werd mij door enkele kennissen gevraagd wie er nu zou komen, want ik zou dat wel weten, waarop ik heb gezegd, dat het burgemeester Geuljans uit Roer mond wel zou worden. En opvallend was, dat ik al spoedig de echo opving „burgemeester Geuljans wordt burgemeester van Breda". Men kwam mij weer vertellen dat men uit betrouwbare bron had vernomen dat burgemeester Geuljans de uitverkorene zou zijn. En mijnheer Geuljans, om U nu te zeggen hoe U hier re?u bent, kan ik U zeggen dat er een zekere ongerustheid ontstond toen andere namen er tussendoor werden genoemd. Het is dan ook zeker niet zo, dat de reactie van het Bredase publiek geweest zou zijn wat een dagblad suggereerde „alweer een Limburger". Neen wij hebben geen bezwaar tegen een Limburger in welke functie dan ook in onze provincie. Wij kunnen het goed verdragen dat een Limburger en als ik het zo mag zeggen zelfs een, die als het ware gesneden is uit het zuivere brons-groen eikenhout zoals U, burgemeester onzer stad wordt. Wat wij voorop stellen en begrijpelijk, is de vraag of de persoon die onze stad wordt toegewezen de gave bezit om op de juiste wijze de stad te besturen. Bezit hij de kwaliteiten zoals die omschreven zijn in het boek „De Burgemeester" van dr. Claudius Prinsen? En wat dit laatste betreft, meen ik de pretentie te mogen hebben, na U mijnheer Geuljans schetsmatig op de hoogte te hebben gesteld van het beeld van wat Breda is, U aan Breda te kunnen voorstellen, en daar voor heeft mijn bezoek aan Roermond bij gelegenheid van Uw officieel afscheid ruimschoots de stof geleverd, maar ik zal mij bescheidenheids- halve moeten beperken. Mijnheer Geuljans. Namens college en raad heet ik U van harte welkom in onze stad. Een beeld van Breda geven middels een eenvoudig proza van mij, Mijn heer Geuljans, zal sterk tekort schieten aan een zuivere belichting. Er is zelfs veel poëzie over onze stad, maar ik neem aan dat U het kunt waarderen wanneer ik het zeg met mijn eigen woorden, dat ik het zeg op een wijze zoals ik het persoonlijk aanvoel. Breda, gelegen aan een samenvloeiing van Mark en Aa, met zijn prach tige bossen in eigen gemeente, terwijl er bovendien vele mooie bossen in de naaste omgeving zijn; Breda met zijn Galderse hei, met zijn koren velden ten oosten en ten westen, met zijn weilanden ten noorden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 542