16 DECEMBER 1959
581
Spreker acht het tenslotte beter niet verder over deze zaak te
discussiëren. Zou de raad het voorstel aanvaarden dan komt het spreker
wenselijk voor een andere weg te bewandelen en te trachten een gerechte
lijke uitspraak te verkrijgen.
Mevr. VAN MIERLO is door het betoog van de wethouder al even
min overtuigd. Naar haar mening gaat het preadvies van de onjuiste
veronderstelling uit, dat er bij de raad tegen de maatregel als zodanig
geen bezwaren zouden bestaan. Spreekster is echter wel degelijk tegen
de maatregel. Het bedrag van 0,80 achterstand per woning moge gunstig
genoemd worden, spreekster heeft aan de maatregel van afsluiting geen
behoefte. Ook door overleg, leidende tot vrijwillige looncessie en cessie van
de kinderbijslag, is veel te bereiken. De gemeente dient in dit opzicht dezelfde
normen in acht te nemen als particuliere huiseigenaren. Uit deze gehele
zaak blijkt bovendien dat de gemeente goed doet te trachten haar woning -
bezit te verminderen.
De heer KRAMERS vindt in het betoog van mevrouw Van Mierlo
geen aanleiding zijn standpunt te herzien. De suggestie van vrijwillige
looncessie e.d. acht hij slechts van theoretisch belang. Spreker heeft
ervaring bij het afbetalingswezen. Men verandert herhaaldelijk van werk
gever om loonbeslag te bemoeilijken. Er komt dan ook veelal weinig van
terecht. De heer Vermeulen heeft gewezen op, dualisme tussen het beleid
van het gemeentebestuur en dat van de burgerlijke instelling voor maat
schappelijke zorg. Spreker meent dat het over geheel andere zaken gaat.
Als gemeentebestuur kan men tegenover de huurders gerust een objectieve
instelling handhaven, maar de burgerlijke instelling is een instantie die
beoordeelt of een bepaald gezin gesteund zal worden of niet en is daartoe
voldoende competent. De gemeente moet waken voor de belangen van de
totale gemeenschap en kan daarbij uiteraard niet de wanbetalers in
bescherming gaan nemen.
De heer VAN GISBERGEN wil ten opzichte van hetgeen mevrouw
Van Mierlo heeft opgemerkt niet zover gaan als de heer Kramers. Van
cessie en loonbeslag komt nog wel eens wat terecht. Hij heeft ook alle
respect voor het werk van de sociale werksters, maar hij vraagt zich
af wat er van de betalingsdiscipline terecht zou komen als de maatregel
van afsluiting niet kan worden gehanteerd.
Mevr. DE BONTE kan ten tweede male onderschrijven wat mevrouw
Van Mierlo heeft betoogd. Haar bezwaren zouden al gelden indien er
maar één gezin van gas en licht werd afgesloten. Bij misdragingen is er
sprake van een persoonlijke straf, maar op deze wijze wordt een heel
gezin gestraft. Spreekster wijst op de consequenties van een dergelijke
maatregel in een gezin, waar ziekte heerst.
De heer VAN HOUTEN meent dat de wethouder niet heeft aange
toond dat het besluit juridisch houdbaar is. In feite heeft de wethouder
het tegendeel zelfs toegegeven. Spreker meent dat de beste weg is het
voorgestelde besluit te nemen, opdat rechtsmaatregelen tot een uitspraak
over de geldigheid kunnen leiden.
De heer QUADEKKER heeft beluisterd dat de heer Kramers de zaak
alleen van de praktische kant wilde benaderen; de juridische overwegingen
achtte hij niet belangrijk. Dit nu zint spreker in het geheel niet. De
wethouder heeft zich als niet-jurist bevonden in een groot gezelschap van
niet-juristen, hij blijkt ook geen goed schipper te zijn, want een schipper
drijft niet op zijn kompas, doch hij vaart daarop. Er is gesteld dat
juristen in het kwestieuze besluit geen onoirbare vorm van machtsmis-