De heer v.Bi.jnen vraagt zich af of de heer De Jonge alleen maar zijn leeftijd tegen heeft. De heer De Jonge heeft altijd zijn beste krachten gewijd aan de goede zaak. Indien een jongere sollicitant tot directeur zal worden benoemd, dan zal de heer De Jonge altijd de tweede man blijven» Hierdoor zullen de ambities van deze man worden beinvloed. Het risico voor de gemeente voor de resterende 3 jaar van de heer De Jonge noemt hij gering. Hij stelt de raad voor de heer De Jonge tot directeur van de g.t.s. te benoemen. De heer mr.Bastiaansen is van mening dat burgemeester en wethouders uit eindelijk ook de mening is toegedaan dat de heer De Jonge het goed zal doen als directeur doch stelt de kwaliteiten van de heer Joosten boven die van de heer De Jonge. Spreker is echter van oordeel dat de heer De Jonge imk zeker zo goed, of wellicht nog beter, dan de heer Joosten de functie van directeur van de gemeentelijke technische school zal vervullen. De heer Van Houten vraagt of burgemeester en wethouders hem kunnen in lichten over de kwaliteiten van beide heren» In verband met de toekomst van de school vraagt hij zich af in wiens handen de leiding van de school het beste kan worden gegeven. De heer Quadekker is van mening dat na de uiteenzetting van de heer Cosijn een benoeming van de heer Joosten geen zin meer heeft» De heer Joosten zou dan zeker scheve ogen van het lerarencorps krijgen, spreker wil nog niet van tegenwerking spreken» Juist voor de ontwikkeling van de school heeft voor hem de heer De Jonge de voorkeur, omdat hij ervaring heeft aan de g.t.s.» Wethouder Meiis zegt dat de vraag van de heer Van Boxtel reeds beantwoord is door de heer Cosijn. De heer Bastiaansen heeft als zijn oordeel uitgesproken, dat de heer De Jonge zeker zo goede kwaliteiten heeft als de heer Joosten. Burgemeester en wethouders hebben echter een andere opvatting. Zij hebben gemeend de beste sollicitant te moeten nemen en omdat de heer Joosten naar hun opvatting de beste sollicitant is, daarom is hij no. 1 op.de voordracht geplaatst. De heer Van Bijnen heeft gezegd dat de heer De Jonge geen kans meer heeft in de buitengemeente door zijn leeftijd. Volgens spreker kan dit niet het argument zijn om de heer De Jonge te benoemen tot directeur van de g.t.s.. Dit berust op een sentiment. De heer Van Houten en Quadekker hebben gesproken over de toekomst van de school. Burgemeester en wethouders zijn van mening dat de heer De Jonge ook zijn beste vermogens zou inzetten voer de g.t.s.. Daarom hebben burge meester en wethouders hem op no. 2 op de voordracht geplaatst. Burgemeester en wethouders zijn echter van mening dat de heer Joosten de beste sollicitant is en daarom is hij no. 1 geplaatst. De heer Joosten beschikt over uitsteken de papieren en heeft als directeur uitstekend voldaan. Hierna sluit de voorzitter de besloten zit ting van de gemeenteraad. voorzitter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 597