74
11 MAART 1959
moet niet vechten tegen windmolens die niet aanwezig zijn. De vrijheid
wordt niet aangetast. Het inschrijven voor de kermis moet volledig worden
vrijgelaten. Deze vrijheid moeten de pachters blijven houden en mag hen
niet worden ontnomen.
Artikel 11 van de winkelsluitingswet laat toe. dat gedurende de kermis
de winkels kunnen profiteren van de kermisdrukte. Het is zeker niet de
bedoeling van genoemd wetsartikel dat sokkenwinkels tijdens de kermis
nougat gaan verkopen.
Spreker gelooft, dat met alle respect voor de zienswijze van de heer
Van Houten over de vrijheid het voorstel zeker de vrijheid dient.
De heer KROON heeft de indruk, dat het slechts individuele gevallen
betreft. Hij vraagt zich af of het wel nodig is de voorgestelde maatregelen
te treffen.
De heer VAN GISBERGEN meent, dat principieel gesteld, wel op
getreden zou moeten worden. Het gaat hier echter slechts om enkele
zaken, die ervan profiteren; de desbetreffende mensen rekenen op die
inkomsten. De verordening treft juist deze mensen. De kermisexploitanten
die inschrijven weten heel goed hoe de situatie in Breda ligt. Spreker is
tegen het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer VAN BIJNEN kan de bezwaren heel goed onderschrijven. Hij
heeft ook de indruk, dat een bepaald onrecht wordt aangedaan. Heel de
zaak heeft niet veel om 't lijf. Hij verzoekt de hele materie nog eens te
doen bekijken, omdat het toch niet zo'n urgente aangelegenheid is.
Wethouder MEIJS meent dat de argumenten tegen het voorstel het
hem gemakkelijk maken om het voorstel te verdedigen. De heer Kramers
zegt een geboren Bredanaar te zijn en de heer Quadekker zegt dat hij
slechts 20 jaar in Breda woont. De heer Kramers heeft bedoeld te zeggen
dat er in al die jaren op dit gebied te Breda iets gegroeid is. Spreker wil
hiertegenover stellen, dat de aardappelmoeheid reeds meerdere jaren bestond
voordat hij werd bestreden. Het is ook geen liefhebberij van burgemeester
en wethouders geweest om met dit voorstel te komen; er was een gerede
aanleiding voor. Het gaat niet alleen om de vliegende winkels in de Hal
straat.
Tijdens de Princenhaagse kermis was er een opstandige beweging onder
de kermis-exploitanten; zij dreigden de pachtsommen niet te zullen betalen.
Spreker zegt een telefoontje gehad te hebben van een van de mensen
die in de Halstraat alleen tijdens de kermis een winkel exploiteert. Deze
persoon meende gedupeerd te worden omdat hij dacht dat in de Halstraat
zijn kans voor de toekomst ontnomen zou worden. Na een uiteenzetting,
waarin werd gezegd, dat de zaak ook eens van de andere kant moest
worden bekeken, was betrokkene ervan overtuigd, dat hij een pachtplaats
op het kermisterrein moet trachten te krijgen. Op een vraag of Bredanaars
recht van voorkeur zouden verkrijgen is geen positief antwoord gegeven.
Spreker deelt mede, dat het geen incidentele gevallen zijn, zoals is
opgemerkt. Het euvel nam in de laatste jaren steeds meer toe.
Met de heer Van Houten wil hij zeggen; „Laat de mensen vrij", doch
er zijn nu eenmaal regelen nodig; alle verordeningen kunnen nu niet
worden afgeschaft. In dit geval moeten de zakenmensen beschermd worden
tegen hen die dergelijke zaken bij tijd en wijle doen.
De heer Kramers is nog beangstigd over de uitwerking van de ver
ordening in verband met de verkoop in poorten. Dit is volgens spreker
een probleem op zich. Kunnen de maatregelen hiertegen niet in een ver
ordening worden opgevangen, dan is er altijd nog wel een andere weg
mogelijk om dit te verbieden. Men kan niet stellen, dat deze materie de