11 MAART 1959
75
pachters koud zal laten. Zij weten van tevoren hoeveel zaken er op de
kermis komen; daarna wordt de pachtsom bepaald. Als nu toegestaan
wordt dat andere personen op slinkse wijze zaken kunnen doen, dan voelen
de pachters zich genomen. Doordat de gemeente in staat is om middels
een verordening op te treden, worden degenen, die een standplaats op
de kermis willen pachten, beschermd.
Spreker verzoekt de raad het voorstel van burgemeester en wethouders
aan te nemen.
De heer QUADEKKER is het niet met de wethouder eens. Hij kan
het standpunt van de heer Kramers onderschrijven; de inschrijvers kennen
de situatie in Breda, zij weten wat er zich in de Halstraat afspeelt. Bij
hun inschrijving zullen zij daar zeer zeker rekening mede houden. Een
buitenstaander die de situatie niet kent, zal er dan zeker het volgende jaar
rekening mede houden. Het gaat te ver indien de gemeente zich hiermede
bezig gaat houden.
De heer VAN HOUTEN acht het bekend, dat hij een andere opvatting
over vrijheid heeft als de heer Vermeulen. Het is niet zijn bedoeling dat
alle wetten en verordeningen worden afgeschaft zoals de wethouder heeft
laten uitkomen. Alleen het strikt noodzakelijke moet worden vastgelegd
in verordeningen en wetten. Het verhuren van de winkels gebeurt ieder
jaar. Het is voor de betrokken mensen een vaste post op hun inkomen
geworden. Het voorstel gaat volgens spreker te ver.
De heer NIEUWLAAT ziet in het betoog van de wethouder geen enkel
argument om het voorstel aan te nemen. Voorts meent hij, dat geen officiële
bezwaarschriften van de pachters of gedocumenteerde bezwaren van de
kermis-exploitanten zijn binnengekomen.
De heer mr. BASTIAANSEN merkt allereerst op, dat, nu enkele leden
van zijn fractie over het voorstel hebben gesproken, dit niet het standpunt
van zijn fractie weergeeft; dit om misverstand te voorkomen. Volgens
spreker heeft de heer Vermeulen gelijk. De winkelsluitingswet geeft de
mogelijkheid om winkels op bepaalde tijden open te doen zijn. De des
betreffende gemeentelijke verordening, waarin dit is geregeld, geeft dus
een verruiming van de winkelsluitingswet. Krijgen we door deze ver
ruiming een ontduiking van de winkelsluitingswet, dan wordt door het
onderhavige voorstel deze verruiming van de winkelsluitingswet terecht
weer ingeperkt. Met het voorstel wordt dus naar de eigenlijke bedoeling
van de winkelsluitingswet teruggegaan. Spreker kan zich met het voorstel
verenigen.
De heer VAN BIJNEN is toch niet overtuigd van het nut en de urgentie
van het voorstel. Hij meent in de discussies en formuleringen van de wet
houder iets tegenstrijdigs te hebben gehoord. Ondanks het betoog van de
wethouder kan spreker niet met het voorstel meegaan.
De heer VERMEULEN zegt, dat er inderdaad verschil van mening
bestaat over de strekking van het begrip vrijheid tussen de P.v.d.A. en
de V.V.D. In het onderhavige voorstel wordt echter de vrijheid niet
aangetast. De gemeente is verpachter van terreinen, waarvan de vermake
lijkheden die er op komen, vooraf bekend zijn. Ten opzichte van de
pachters heeft de gemeente bepaalde verplichtingen; de gemeente moet
gestand doen wat zij in de verpachtingsvoorwaarden suggereert. Met de
clandestiene kramen mag de gemeente geen rekening houden, men weet
ook niet van tevoren waar die zullen komen. Het risico is in Breda van
te voren niet te berekenen. Het is voor de pachters een vervelende situatie.