86 11 MAART 1959 15 sporthallen noodzakelijk zijn om de huidige ongeschikte zalen te ver vangen en in de behoefte tot 1960 te voorzien." „Waarschijnlijk benadert de schatting vanwege de Ned. Culturele Sport bond op gemiddeld 1 sporthal per 100.000 inwoners, verspreid over ons gehele land, vrij dicht de werkelijke behoefte daaraan." De vraag is nu wat voor een soort sporthal wordt voor Breda bedoeld Met de heer mr. Bastiaansen is hij van mening, dat de voorstellen voor de bouw van een sporthal en de bouw van 5 gymnastieklokalen in de afdeling voor openbare werken hadden moeten zijn geweest. De heer VAN HOUTEN is ook ingenomen met de sportnota; de raad weet nu hoe de zaken zitten. De gemeente heeft de zorg voor de aanleg van een voldoend aantal goede velden. Spreker vraagt wat het college denkt te doen om de goede leiding in de sportzaken te bevorderen; welke plannen bestaan er te dien aanzien? Mogelijk komt er een afzonderlijke nota over. Ten aanzien van de sporthal weet de raad nog te weinig. Er wordt een krediet gevraagd voor een voorlopig ontwerp. Bij het voorstel over de schouwburg had de raad technisch nog enige richtlijnen; deze ontbreken hier geheel. Worden meerdere of slechts één architect ingeschakeld? Om trent de uitvoering en de ligging is ook helmaal niets bekend. Hij verzoekt meerdere inlichtingen te verstrekken. De heer RATTINK merkt ten aanzien van punt 11 op, dat hij met dit voorstel akkoord gaat. Voor het medegebruik van het gymnastieklokaal verzoekt hij een zodanige modus te vinden, dat ook andere scholen van deze zaal een royaal gebruik kunnen maken. Voor voorstel 14c (bouw 5 gymnastieklokalen) is spreker zeer dank baar. Er is een schreeuwend tekort aan gymnastieklokalen. Hij vraagt zich af wie deze lokalen, als ze gebouwd zijn, zullen gaan exploiteren. Blijft de gemeente dit doen of is er een andere mogelijkheid. Bij de behan deling van de gemeentebegroting 1959 heeft spreker verschillende vragen gesteld met betrekking tot de gymnastieklokalen: o.a. hoeveel zalen zijn er, waar liggen ze, wie maken er gebruik van. Er is toen toegezegd, dat te zijner tijd een nota zou volgen. Thans is die nota aangeboden. Er ontbreekt echter nog iets aan, want wat is zijn bedoeling geweest. Ver schillende scholen (28) kunnen aan de leerlingen in het geheel geen zaal oefeningen geven. Het komt nu voor dat een bepaalde school of scholen met alle klassen gebruik maken van een gymnastieklokaal, omdat die scholen in de gelukkige omstandigheid zijn een gymnastieklokaal te hebben. Het is wel aardig dat ook aan de leerlingen van de le en 2e klasse zaal oefeningen kunnen worden gegeven, doch bij het grote tekort aan gym nastieklokalen is een andere oplossing toch wel gewenst. Zou aan de leerlingen uit de laagste klassen geen zaalonderricht worden gegeven, dan zouden in de desbetreffende gymnastieklokalen de 5e en 6e klassen van de scholen die helemaal niet over een zaal beschikken, kunnen worden ondergebracht. Met de 4e klasse medegeteld heeft 25 van de leerlingen geen gymnastiek-onderwijs; dit is een ongewenste toestand. Hij stelt voor een oplossing te zoeken, in de geest zoals hij heeft aangegeven. Het lijkt dienstig om over deze aangelegenheid met de schoolbesturen eens een rondetafel conferentie te beleggen en eens te bekijken of het niet mogelijk is om de scholen die helemaal niet over een gymnastieklokaal beschikken, ook van de beschikbare zalen gebruik te laten maken. Tenslotte merkt spreker op, dat aan de school in de Jacob Edelstraat ook een gymnastieklokaal wordt gebouwd. Hij vraagt of ook van deze zaal het medegebruik is geregeld. De heer VAN BIJNEN deelt naar aanleiding van de opmerking van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1959 | | pagina 86