16 MAART 1960
105
eigen gezinstandarts. Het nieuwe systeem heeft het voordeel dat thans
de eigen tandarts ook onderzoekt. Bovendien is de voorlichting een nieuw
element; in het oude systeem werd daar niets aan gedaan. Daarom kan
spreker het voorstel toejuichen. Het is niet belangrijk dat er iemand in
I de mond kijkt, maar wel dat er iets gebeurt. De vrees dat er weer
spanningen zullen ontstaan is door het nieuwe systeem weggenomen.
Spreker gelooft dat in afwachting van de tot stand koming van de
schoolhygiënische dienst met het voorstel van burgemeester en wethouders
moet worden medegegaan.
De heer KRAMERS kan met de heer Van Gisbergen medegaan. Tot
heden geschiedde de schooltandverzorging door het particulier initiatief,
te weten de kruisverenigingen. Op een bepaald moment zijn er moeilijk
heden ontstaan die echter weer zijn opgelost. Het ligt dus voor de hand
dat, nu er overeenstemming is bereikt, ook na 1 april 1960 de stichting
gewoon met haar werkzaamheden door gaat. Die kans moet de stichting
niet worden ontnomen. Zijn de resultaten van de nieuwe samenwerking
niet goed, dan kan men altijd nog veranderingen aanbrengen. Het voorstel
is slechts enkele dagen geleden ontvangen en is uiteraard in die korte
tijd niet geheel op zijn merites te beoordelen. Hij verzoekt met klem de
partijen nog eens samen te laten werken. Gaat het niet zoals verwacht
wordt dan kan altijd nog de thans voorgestelde methode worden ingevoerd.
Zou er geen overeenstemming tussen de partijen zijn bereikt dan had
spreker wel met het voorstel mede kunnen gaan. Zou niet besloten kunnen
worden om de stichting nog een jaar de kans te geven, dan wil hij liever
het voorstel aanhouden.
De heer QUADEKKER wil zich nu verder distanciëren van de tele
grammen. Hij heeft respect voor wethouder Van Boxtel waar deze probeert
uit de moeilijkheden te komen. In het voorstel staat dat het stichtings
bestuur te kennen heeft gegeven dat indien niet tijdig een oplossing voor
het schooltandverzorgingsprobleem mocht zijn gevonden het zijn functie
per 31 maart 1960 zou neerleggen. Nu is er vóór 1 maart j.l. een oplossing
gevonden doordat beide partijen tot een akkoord zijn gekomen. Voorts
staat op pagina 4 van het voorstel te lezen „na lang beraad en na herhaald
overleg met de betrokken partijen". Dit overleg heeft slechts tweemaal
plaats gehad, waarvan eenmaal met de wethouder; de andere keer heeft
het beraad, wegens ziekte van de wethouder en omdat het gesprek geen
uitstel kon lijden, plaats gevonden tussen een deputatie van de stichting
en de heer mr. Walenkamp, namens de wethouder. Bij dit laatste gesprek
kon alleen gesproken worden over het voorstel van de wethouder; niet
over hetgeen de partijen wilden. Dit was uiteraard een eenzijdig overleg.
Spreker zou gaarne geheel geïnformeerd willen zijn en zou in extenso
de materie willen bekijken. Hij gelooft dat het voorgestelde systeem een
experiment is voor geheel Nederland. Hoe denken de tandartsen er over?
Spreker verzoekt het voorstel aan te houden nu de moeilijkheden in de
stichting zijn opgelost. Burgemeester en wethouders zijn bang dat als
de bestaande stichting wordt gecontinueerd het straks mogelijk weer fout
kan gaan lopen. Van die gedachte mag men niet uitgaan. Dit doet ook
niet de rechter die man en vrouw, die voornemens zijn te scheiden, wil
verzoenen.
De heer MOL betreurt het dat de tandheelkundige verzorging van de
schoolgaande jeugd vanuit het particulier initiatief zou worden overge
heveld naar de gemeente. Hij is nieuwsgierig naar de resultaten van de
bespreking van hedenmorgen en naar het standpunt van de Bredase
tandartsen.