16 MAART 1960
107
er nu tot in lengte van dagen van af is, doch de ingeslagen weg gaat in
een goede richting.
De heer KAMPHUYS zegt het voorstel te hebben gelezen en bewon
dering te hebben voor de wijze waarop burgemeester en wethouders thans
uit de impasse inzake de schooltandverzorging trachten te komen; hij maakt
een compliment aan het adres van wethouder Van Boxtel.
Toch heeft hij nog enkele vragen: Is het thans voorgestelde nieuwe
systeem ter goedkeuring voorgedragen aan de inspecteur van de volks
gezondheid en hoe is het overleg geweest met de plaatselijke tandartsen?
Hoe zijn de ontvangen telegrammen te verklaren van het hoofdbestuur
van de Maatschappij ter bevordering van de tandheelkunde als de Centrale
raad voor sociale tandheelkunde zou zijn geraadpleegd? Spreker zegt niet
tegen het voorstel te zijn, doch hij zou nog wel graag antwoord op zijn
vragen willen hebben. Van groot belang is de volle medewerking van
de plaatselijke tandartsen. Spreker is erg nieuwsgierig naar hetgeen de
wethouder zal vertellen.
De heer MELZER is het met de heer Kamphuys eens: het advies van
de Centrale raad voor sociale tandheelkunde is toch wel zeker nodig.
Ook de Bredase tandartsen moeten met het systeem akkoord gaan; er mag
zeker geen gevaar worden gelopen dat men in conflict komt met de
tandartsen. Voorts vraagt spreker met wie de gesprekken van heden
morgen zijn gevoerd.
Mevrouw VAN MIERLO zegt wel waardering te hebben voor wet
houder Van Boxtel, maar toch kan zij niet alles onderschrijven van wat
in het voorstel staat. Zij is verheugd dat er tussen de kruisverenigingen
weer overeenstemming is bereikt inzake de schooltandverzorging. Laten
we er gelukkig mede zijn dat een herstel van de breuk heeft plaats
gevonden en dat het particulier initiatief het werk weer verder wil doen.
Voorts staat in het voorstel op pagina 2 alinea 4 dat „de landelijke
discussies inzake een particuliere gezondheidszorg nog gevoerd worden
en dat het gehele probleem nog niet voldoende is gerijpt". Waarom wordt
nu in de plaatselijke situatie verandering gebracht, terwijl landelijk de zaak
nog niet gerijpt is?
Het doel van het schooltandverzorgingswerk houdt o.m. in „een zo
groot mogelijke verbreiding te geven onder de kinderen, ouders enz. van
de kennis van de grondbeginselen der mondhygiëne". Hoe stelt de wet
houder zich voor om de ouders voorlichting te geven. Ook het inschakelen
van een dental-nurse ontmoet bij spreekster bezwaar. In Amerika is
men daar al van teruggekomen; mogelijk omdat men deze juffrouw te
veel bevoegdheden had gegeven. Daar mochten zij al kleine tandheel
kundige behandelingen doen. Het systeem heeft daar geen effect gesor
teerd. Voorts is indicatiestelling heel iets anders dan diagnosestelling; dit
moet men aan de eigen tandarts overlaten. Op pagina 3 onder a. van het
voorstel staat te lezen dat „indien de beide kruisverenigingen bereid
zouden zijn hun wijkverpleegsters in te schakelen bij het huisbezoek,
hiervan door de gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst gebruik
zal worden gemaakt". Inschakeling van deze zusters acht spreekster een
fictie omdat het korps dan zeker met een twaalftal verpleegsters zal moeten
worden uitgebreid. Op welke wijze zal dit moeten plaats vinden?
Verder vraagt spreekster zich af hoe burgemeester en wethouders in
de nieuwe organisatievorm de controle op de niet bij een ziekenfonds
aangesloten leerlingen denken te verwezenlijken; in het voorstel staat
„op een andere eveneens eenvoudige wijze". Ook wordt er in het
voorstel over gesproken om een commissie van overleg in het leven te
roepen. Het huidige systeem kende evenwel een commissie van toezicht. Deze