108
16 MAART 1960
commissie is in vier jaar niet bij elkaar geweest. Medegedeeld wordt in het
voorstel dat de „Stichting tandheelkundige verzorging schoolgaande jeugd''
met ingang van 1 april 1960 kan worden opgeheven. Wie gaat nu de stichting
opheffen en wie heeft daar het recht toe? Het lijkt spreekster dat de
gemeente daar geen zeggenschap in heeft. Wat gaan burgemeester en
wethouders doen als de stichting zich niet opheft? Mocht de raad in
deze vergadering niet uit de materie komen dan stelt zij voor om het
voorstel aan te houden. Uiteindelijk heeft de raad maar enkele dagen
tijd gehad om zich in deze materie te verdiepen; burgemeester en wethouders
daarentegen zijn er al maanden mee doende.
De heer DRION heeft ook wel waardering voor wethouder Van Boxtel.
Toch is hij niet gelukkig met het voorstel deels om principiële, deels om
praktische redenen. Hij heeft niet veel bewondering voor de stichting, nu
men eerst pas na 3 jaren tot overeenstemming is gekomen. Met een beetje
goede wil was men zeker eerder uit de impasse gekomen. Nu er dan
toch overeenstemming is bereikt en de schooltandverzorging door de
stichting is gewaarborgd voelt spreker er alles voor om het huidige
systeem te handhaven. Bovendien heeft de stichting het praktisch werk
tot op de dag van vandaag voortgezet. Temeer omdat volgens het voorstel
een landelijke regeling op komst is inzake de gehele schoolgezondheids-
zorg. acht hij het beter om de bestaande regeling te handhaven.
Hij heeft er principiële bzewaren tegen het particulier initiatief in deze
uit handen te geven en het schooltandverzorgingswerk naar de overheid
te brengen; de stichting heeft wel 100% gemeentesubsidie, doch dit doet
aan het beginsel niets af. Hij zou hiertoe wel kunnen besluiten als de
voorgestelde oplossing beter zou zijn. Aangezien dit niet het geval is
kan hij om principiële redenen zijn stem niet aan het voorstel geven.
Ook heeft hij praktische bezwaren tegen het voorstel. Alle partijen zijn
het eens over de doelstelling van het schooltandverzorgingswerk, waarbij
spreker opmerkt dat de onder 3 en 4 in het voorstel gegeven omschrij
vingen synoniemen zijn. Bij het nieuwe systeem zal men dit eerst via
een omweg kunnen bereiken; niemand die geen tandarts is graait graag
in de monden van kinderen. De voorgestelde oplossing gaat niet verder
dan voorlichting op school en verwijzen naar de tandarts. Het is veel
doelmatiger indien op de school een tandarts de diagnose stelt en ver
wijst naar de eigen tandarts. Spreker is ervan overtuigd dat een bezoek
van een tandarts op school belangrijker is en meer indruk zal maken
dan enkel de voorlichting, waardoor meer kinderen de eigen tandarts
zullen bezoeken.
Een groot bezwaar in het nieuwe systeem vindt spreker voorts dat
alle kinderen naar de eigen tandarts moeten gaan; eerst dan vindt in de
spreekkamer van de eigen tandarts selectie plaats. Dit zullen de tand
artsen niet aan kunnen, gezien de reeds overbelaste praktijken van de
tandartsen. Hij gelooft dat er zo niet veel van terecht zal komen, temeer
daar de ouders dan ook al mede naar de tandarts moeten gaan. Bij
onderzoek op school bespaart het voor vele kinderen en ouders de
gang naar de tandarts. Hij voelt niets voor een experiment, terwijl toch
gezegd kan worden dat het oude systeem over het algemeen wel heeft
voldaan. Hij is tegen het voorstel.
De heer MINDERHOUD kan de wethouder begrijpen; er is immers
toegezegd dat burgemeester en wethouders terzake met een voorstel
zouden komen. Dit was niet meer nodig, omdat de breuk in de stich
ting is hersteld. Men wil thans in de stichting de 3—2 verhouding op
lossen door een bepaalde stern-techniek in te voeren; ook wil men tot
een gesplitste verzorging komen.
Als taak zal aan de gemeentelijke geneeskundige en gezondheidszorg,