13 JANUARI 1960 11 Met een documentatie op dit terrein, waarnaar door uw raad meerdere malen werd gevraagd, is een aanvang gemaakt en de eerste gegevens zullen U binnenkort bereiken. Dit is nu al zeker, dat zowel uit onderwijs-oogpunt als vanwege de noodzaak tot verdere industrialisatie het nijverheidsonderwijs onze bijzon dere aandacht zal vragen. Wat de sociale sector aangaat: Reeds is gesteld dat de werkloosheid in 1959 niet is toegenomen. Het uitgaand pendelsaldo blijft evenwel een waarschuwing. Gemiddeld 100 werklozen waren in zorg, terwijl aan 200 handarbeiders en 60 hoofdarbeiders passende arbeid kon worden gegeven. Het inwerking treden per 1 oktober j.l. van de algemene weduwen- en wezenwet betekende voor Breda, dat niet minder dan 100 gezinnen (weduwen met kinderen) voortaan zonder hulp van de dienst sociale zaken in eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Het aantal uitkeringen ingevolge de armenwet liep daardoor terug tot 650. Ook het aantal ingeschreven woningzoekenden daalde, tengevolge van het groot aantal gereed gekomen nieuwbouwwoningen, van 2.576 tot 2.183. Wat de volksgezondheid betreft: Enkele besmettelijke ziekten zoals paratyphus. hepatitis en dysenterie kwamen in grotere mate dan voorheen voor. De G.G.D. heeft al het mogelijke gedaan om verdere uitbreiding te voorkomen. De poliomyelitis-immunisatie genoot een bevredigende belangstelling der ouders. Er werden geen nieuwe gevallen aangegeven, terwijl de algemene immunisatie-toestand met betrekking tot difterie, kink hoest en tetanus goed is te noemen. Rest nog een verblijdende sanering te vermelden op een ander terrein, n.l. het financiële. De in 1959 gedane investerinqen beliepen qlobaal een bedrag van 30.000.000,-. Het tevens per ultimo december 1958 aanwezige tekort aan financierings middelen van 15.000.000,werd. door het aantrekken van geldmiddelen in 1959 tot een bedrag van ƒ45.000.000,volledig gefinanceerd. Voor de financiering van investeringen in 1960 is in totaal beschikbaar ƒ20.000.000,-. De budgetaire positie blijft echter zorgvol, zolang de financiële ver houding tussen rijk en gemeenten niet in een voor Breda gunstige zin wordt herzien. Markant is de teruggang van de opbrengst der vermakelijkheidsbelasting; deze werd veroorzaakt enerzijds door een geringer bezoek, anderzijds door de lagere tarieven, die sinds 1 juni 1959 gelden. Het bezoekcijfer aan de bioscooen liep terug van 800.000 in 1957 naar 700.000 in 1958 en 600.000 in 1959. De qemeente lichtbedrijven en waterleiding maken melding van toe nemende cijfers. D* gasafgifte nam toe met bijna 5% tot IV/2 miljoen m3. De stroomafname nam toe met bijna 9% tot bijna 52 miljoen kWh. Het waterverbruik nam in dit zonovergoten jaar zelfs met 11 toe tot 3J/j> milioen ms. En hier heb ik nog enige cijfers, die mij zo juist bereikten: De politiesterkte wordt men ingang van 1 januari 1960 177 man; dit betekent een uitbreiding van 21 man. Er was gevraagd om 56 man, doch dit is niet toegestaan. Breda krijgt nu één politieman op de 600 inwoners, zoals ook Maastricht, Leiden en 's-Gravenhage. Er zijn echter ook gemeenten, die een betere verhouding hebben. Dames en Heren, Ik beëindig mijn toespraak met een woord van welgemeende dank aan U allen voor het hartelijk en stijlvol welkom, dat gij mij en mijn gezin

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 11