30 MAART 1960
127
denkingen geuit. Er is gewezen op art. 12 der Statuten. Spreker heeft er
geen bezwaar tegen met het bestuur der Stichting overleg te plegen over
dit artikel in dier voege dat het batig saldo wordt besteed onder nadere
goedkeuring van burgemeester en wethouders.
Wat de plaats van het evenement betreft heeft de heer Vis in een
vorige vergadering al gewezen op de noodzaak van het behouden van de
sportvelden op het Chassee-terrein zulks in verband met de voorgeno
men bouw van een sporthal. De bouw van deze hal zal echter niet af
doen aan de aanleg van sportterreinen. De hal komt op de plaats, waar
thans enige militaire loodsen staan. De overige loodsen kunnen ten
behoeve van de tentoonstelling worden gebruikt. Ook de grote lap langs
de Nassausingel en de Claudius Prinsenlaan kan worden bestemd voor
sportterrein. In 1958 en 1959 zijn besluiten genomen voor de aanleg van
4 sportvelden. Bij het nemen van deze besluiten is medegedeeld, dat
de aanleg alleen in d.a.c.w.-verband mogelijk is. Met de aanleg moet dus
worden gewacht tot de arbeidscurve daalt. In verband hiermede is in
het preadvies medegedeeld dat de uitvoering van de aanleg der sport
velden is opgeschort.
Dit ontmoet geen bezwaar omdat men nog niet binnen een jaar aan
de uitvoering toe is. De aanleg van deze sportterreinen en die aan de
Mgr. Hopmansstraat kan niet gelijktijdig geschieden. Gebeurt dit toch,
dan loopt men vast met het gebruik. Met het stichtingsbestuur is na
gegaan of ondanks de plannen van de Stichting toch sportterreinen kun
nen worden aangelegd. Dit blijkt heel goed mogelijk. Thans zijn de
sportterreinen op het Chassee-terrein zodanig dat zij nauwelijks deze
naam verdienen. Het is de bedoeling dat langs de muur van de ge
vangenis zo spoedig mogelijk een goed terrein wordt aangelegd, dat per
1 september a.s. bespeelbaar is. Is dit gebeurd dan komt de rest van het
terrein aan de beurt. Er liggen dan drie kleine terreinen of IV2 groot
terrein. Medio 1961 moet dit terrein dan gebruikt worden voor de
evenementen en wel in de vakantieperiode. De mogelijkheid wordt bo
vendien onder ogen gezien om van de IV2 sportterreinen een halfverhard
veld te maken met een grote speelfrequentie.
Met het vorenvermelde acht spreker de voornaamste bezwaren tegen
de plaats van het evenement wel weerlegd. Het voordeel is, dat vrijwel
onmiddellijk kan worden beschikt over een goed terrein en in de toe
komst over meerdere terreinen.
Als het evenement in de loop der jaren groeit zal weer een beroep op
het terrein moeten worden gedaan. Spreker wil de raad echter gerust
stellen, dat, indien dit zo mocht zijn, voor vervangende schoolsportvelden
zal worden gezorgd.
De heer MELZER vindt het prettig dat de wethouder de feestneus
heeft opgezet. Hij meent er echter op te moeten wijzen, dat ook de sport
vrijetijdsbesteding is. Er zijn diverse gymnastiekverenigingen die erg
moeilijk zitten. Ook verschillende voetbalverenigingen hebben moeilijk
heden. Spreker zou toch wel graag willen dat met behoud van de mani
festatie de sport aan zijn trekken blijft komen.
De heer VAN BIJNEN vindt het prettig van de wethouder te hebben
vernomen, dat de sportbeoefening in 1961 normaal doorgang kan vinden.
Hij wil er wel op wijzen dat de raad thans alleen voor 1961 besluit.
De heer Quadekker heeft gemeend spreker te moeten wijzen op de
nederigheid. Wellicht zit het in de progressiviteit van de heer Quadekker
of in zijn „met melk meer mans" dat hij gedacht heeft dat spreker van
het beleid van de beheerders heeft gesproken. Hij heeft echter alleen
gezegd, dat met het fonds Breda Oranjestad mooie dingen zijn bereikt.