13 APRIL 1960 143 wel opgevallen dat in andere plaatsen voor de verkeerstelling ook ge bruik werd gemaakt van de studerende jeugd. De VOORZITTER deelt mede dat het ook in Breda de bedoeling is zo veel mogelijk de studerende jeugd in te schakelen. Overeenkomstig het voorstel wordt be sloten. 9. Verordening ex artikel 4 der Winkelsluitingswet 1951. De heer NIEUWLAAT merkt op dat er door de voorgestelde aan vulling van de winkelsluitingsverordening in wezen niets verandert. De regeling van de halve-dag sluiting wordt overgeheveld naar de gemeen telijke wetgever, omdat deze meer inzicht heeft in de plaatselijke behoef ten op dit punt. Spreker zou er veel voor voelen de voorgestelde ver ordening een tijdsduur van een jaar te geven. Er zijn diverse argumenten die daar voor pleiten, bijvoorbeeld het probleem van de vrije zaterdag. Het is voor spreker nog de vraag of het grootwinkelbedrijf wel met deze verordening akkoord gaat. Er is wel een enquête van de Kamer van Koophandel, maar het is spreker niet bekend hoe het grootwinkelbedrijf daarop heeft gereageerd. Uit de stukken blijkt dat de werknemers organisaties akkoord zijn gegaan, maar dat had toch behoren te worden bevestigd. Spreker wijst er op dat ook in Tilburg en Eindhoven een verordening met een tijdsduur van een jaar is vastgesteld. Hij voelt voor deze gedachte, mede omdat daardoor het periodiek overleg met de betrokken partijen wordt gestimuleerd, hetgeen de goede verstand houding bevordert. De heer RATTINK sluit zich aan bij het betoog van de heer Nieuw- laat. Ook hij voelt voor het voorbeeld van Eindhoven en Tilburg. Spreker heeft bij de stukken geen correspondentie inzake de akkoordverklaring van de organisaties aangetroffen. Een bevestiging van het gehouden gesprek is altijd beter omdat men vastlegt wat is overeengekomen. De organisaties voelen ook voor een termijn van een jaar. Dit heeft wel degelijk zin met het oog op de planning van de vrije halve dagen. Zo is er in de week, waarin Koninginnedag valt een niet verplichte sluiting. Dit jaar is dit op zaterdag, dus des maandagmiddags blijven de slagers winkels geopend. Wat heeft dit voor zin? Ook spreker heeft het idee dat het grootwinkelbedrijf niet bepaald voor de verordening is gepor teerd. Het lijkt hem alleszins de moeite waard dat partijen zich na een jaar nog eens opnieuw over deze zaak beraden. De heer KRAMERS is het niet geheel eens met de heren Rattink en Nieuwlaat. Het gaat hier om de winkelsluitingswet en dus in de eerste plaats om de winkels. De werknemers zijn er wel bij betrokken, doch in de eerste plaats is het toch een zaak van de ondernemers, die winkels exploiteren. De mening van de werknemers mag dan ook niet van door slaggevende aard zijn. Waarom zou deze verordening voor een jaar moeten gelden. Het is altijd zo geweest en praktisch is er niets veranderd. Men was vrij. Nu komt er een regeling na overleg met de winkelhouders. Wil men te eniger tijd veranderen dan kan dit nog worden aangevraagd. Spreker meent dat men deze zaken te veel in de sfeer van de werk nemers trekt. Het gaat toch niet om een C.A.O. De heer DRION heeft juridische bezwaren tegen een beperking van de verordening naar tijdsduur. Dit is principieel niet juist. Als er ver anderd moet worden kan dit altijd gebeuren. Een beperking is niet elegant. De heer HILTE steunt de heer Nieuwlaat. Het is niet alleen een zaak

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 143