146 13 APRIL 1960 min of meer uitvoerig ingegaan op de vraag of het onderhavige complex als woningwetbouw dan wel als premiebouw moet worden gerealiseerd. Spreker heeft daarbij beluisterd dat van de zijde van burgemeester en wethouders in premiebouw betere kansen worden gezien. Men zou door het vlotter verkrijgen van de rijksgoedkeuring veel sneller tot realisering van het project kunnen komen. Spreker vraagt zich af of dit argument wel op gaat. Het is even goed mogelijk dat over een jaar een woning- wetcompiex sneller kan worden gerealiseerd. Dit moet men afwachten. In de bespreking werd betwijfeld of bouwen met premie niet veel duurder uit zou komen dan met toepassing van de woningwetfaciliteiten. Spreker kan uit eigen ervaring vaststellen dat de woningwetexploitatie veel goedkoper is. Spreker is dan ook alleen akkoord gegaan onder voor waarde dat in de afdeling voor openbare werken met cijfers wordt aan getoond welke methode het voordeligst is. De heer VAN DEN EEDEN heeft met grote instemming van het voorstel kennis genomen. Het is niet gebleken of het in het voornemen ligt het complex te bestemmen voor minder draagkrachtigen. Is dit de bedoeling en hoe wordt dit verwezenlijkt? Er zijn n.l. nog maar weinig inrichtingen voor minder draagkrachtigen in het land. Het is nodig deze mensen toch onder te brengen, ook als ze zelf niet tot het betalen der kosten in staat zijn. De heer NIEUWLAAT volgt de gedachtengang van de heer van den Eeden. Hij zal zich gaarne over de gehele materie oriënteren en ziet daarom met belangstelling uit naar de toegezegde bejaardennota. Eerst dan is het mogelijk in te gaan op het door de heer Van den Eeden gestelde probleem. Wethouder VAN BOXTEL heeft van de heer Van Bijnen gehoord dat deze met belangstelling uitziet naar nadere mededelingen over bouw, exploitatie en huurprijzen van het complex. Het is inderdaad de bedoe ling de raad zo volledig mogelijk op de hoogte te stellen. Het door de heer Mol ingebrachte aspect van woningwet- of premiebouw is uitvoerig besproken in de afdeling voor openbare werken. Spreker is bij het vormen van zijn oordeel afgegaan op de mening van deskundigen. Deze betwij felen of het bouwen met toepassing van de premieregeling een belang rijke wijziging betekent in de verpleegprijs. Overeengekomen is dat de bouwcommissie voor dit complex deze kwestie nauwkeurig in het oog zal houden. Bij het bepalen van de voorkeur is uitgegaan van de momen tele situatie en deze betekent dat de woningwetregeling voor Breda weinig armslag geeft in verband met het beschikbare bouwvolume. Het is de bedoeling dat het complex twee sectoren omvat, een voor de gewone bejaarden en een voor de demente bejaarden, een zorg waar voor overal in het land en ook in Breda grote behoefte bestaat. Voor de voorzieningen, welke ten aanzien van de demente bejaarden moeten worden getroffen, zijn de woningwetregelingen niet passend. In het algemeen kan gesteld worden dat de premieregeling alleen zal worden toegepast als de bouwkosten niet tot een belangrijke verhoging van de exploitatielasten zullen leiden. De schroom van de heer Van den Eeden met het oog op de minder draagkrachtigen kan spreker begrijpen. Het is echter niet de gemeente die uitmaakt wie het tehuis zullen bevolken. Het beheer komt geheel in particuliere handen. Er is echter een prettig contact evenals met de overige bejaardentehuizen. De congregatie zal uitdrukkelijk speciaal de minst draagkrachtigen huisvesten. Burgemeester en wethouders zullen de ontwikkeling zeer welwillend volgen. Het is niet mogelijk een lagere verpleegprijs te bereiken. Het is onmogelijk een bejaardencentrum naar de eisen des tijds zonder luxe te exploiteren in de individuele sfeer. Voor zover zou blijken dat er onvoldoende

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 146