13 APRIL 1960 155 ter onderhavige geval is het anders. Er wordt een nieuw gebouw gesticht sns en het is inderdaad wel bezwaarlijk met subsidiegelden concurrentie met nu het particuliere bedrijfsleven te bedrijven. Spreker weet niet precies hoe i is men op dit punt regelend op kan treden, met name niet of dit op de ing wijze, zoals de heer Van Caulil voorstelt, kan gebeuren, hte or- De heer MELZER meent dat op eenvoudige wijze kan worden gehan- or: deld, n.l. door een verlof B voor het gebouw af te geven. hte 'an De heer KRAMERS is het niet geheel eens met de heer Melzer. Natuurlijk moet men wel paal en perk stellen, maar dit is niet te be- nS reiken op de wijze, die de heer Melzer voorstelt. Als men de ruimte aan particulieren verhuurt is er niets tegen te doen wanneer deze sterke en drank schenken, waarvoor zij zelf zorgen. Dat is dus niet de oplossing. Wethouder BASTIAANSEN meent de gemaakte opmerkingen te kun nen groeperen en samenvatten. In de eerste plaats de beleidskwestie. Spreker zou in dit opzicht willen verwijzen naar de stukken, welke ter visie hebben gelegen. Het beleid terzake van de ruimtebiedende gelegen heden is uitgestippeld en door de raad goedgekeurd. Hij doet voorlezing van de betrokken passages uit de preadviezen die destijds aan de raad zijn voorgelegd. Als in dit verband is gesteld dat er wijken zijn die nog niets op dit gebied hebben, wil spreker wijzen op het voornemen ieder geval op zich te bezien. De feiten wijzen er overigens duidelijk op dat er in het Heuvelkwartier een schreeuwend tekort aan deze ruimten is. Het spijt spreker dat het schema van de geraamde bezetting van het gebouw niet ter inzage heeft gelegen. Spreker haalt enige cijfers aan: de onder te brengen organisaties tellen 1400 leden. De onder te brengen wandelsport telt 800 leden. Als men vraagt: is hier een schreeuwend tekort dan antwoordt spreker: ja, dit is volkomen duidelijk. Als het gaat om prioriteiten wijst spreker op de aanzet uit particulier initiatief. Hier is men 6 jaar geleden mede begonnen en telkens heeft men de plannen moeten opschorten. Het is geen eenvoudige zaak. Burgemeester en wet houders hebben zelf ook de plannen weer opgehouden, juist wegens het onderzoek naar de urgentie, waartoe cijfers moesten worden opgevraagd. Het spijt spreker dat deze niet ter inzage zijn gelegd, maar deze staan daartoe nog ter beschikking. In elk geval zal elk voorstel op zijn eigen merites worden beoordeeld. Natuurlijk is er de vraag: hoe liggen de verhoudingen. Een ander punt van gewicht is de wijze van exploitatie. Dienaangaande zijn er in de voorwaarden duidelijk aanwijzingen gegeven en de omschrijving daarvan is zo stringent dat het niet nodig is daaraan andere bepalingen van incidentele aard toe te voegen. Ook een onthef fingsclausule moet spreker ontraden. Men zou zodoende de eigen voor schriften kunnen ondergraven. Het gebruik, waarop de heren Van Caulil en Van Gisbergen doelen, is strijdig met de voorwaarden. Spreker begrijpt trouwens zeer wel dat men in bepaalde gevallen wel eens een uitzon dering zal moeten maken. Met betrekking tot hetgeen de heer Van Houten heeft gezegd over het bestuur wijst spreker er op dat aan de minderheid niet is voorbijgegaan. Het bestuur was direct na enige aanwijzing in die richting tot uitbreiding bereid te vinden. Het is dus niet nodig enige vrees te hebben ten aanzien van de belangen van andere groepen. Bepaalde groepen en bepaalde personen doen mee en spreker heeft vertrouwen dat de geestelijke achter ban tot medewerking bereid zal zijn. In ieder geval is gebleken dat van die zijde geen tegenwerking verwacht behoeft te worden. Er moet enige drempelvrees worden overwonnen. Er is gegrond vertrouwen in de beoogde samenstelling van het bestuur. Misschien kan dit experiment tot voorbeeld dienen voor andere wijken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 155