13 APRIL 1960
159
De heer KRAMERS heeft begrip voor de totstandkoming van deze
stichting. Hij kan zich daarmede wel verenigen. Wel rijst de vraag
waarom alleen de vier grote gemeenten subsidiëren, alle betrokken ge
meenten hebben bij deze zaak toch belangen en zullen deze niet even
goed bereid zijn mede te subsidiëren?
De heer VIS merkt op dat het hier om een belangrijk plan voor West-
Brabant gaat. Verwezenlijking daarvan is slechts mogelijk als een regio
naal beleid wordt gevoerd. Dit noodzaakt tot bovengemeentelijk denken.
Spreker juicht de concrete inhoud van de gevolgde gedachtengang dan
ook toe. Het is wel een bezwaar dat de raad eerst zo laat van het voor
stel heeft kunnen kennis nemen. Spreker heeft niet geheel de overtuiging
dat aan dit werk de juiste vorm is gegeven. Men zal op de duur een
werkelijk bovengemeentelijk orgaan missen; spreker wijst dan ook op de
mogelijkheden van de wet gemeenschappelijke regelingen. Bij de voor
gestelde organisatie ontstaat de kans op een gesprekcentrum zonder daad
kracht. Burgemeester en wethouders zien dit als een overlegorgaan en
spreker wil daarop de nadruk vestigen. Spreker meent daarom dat aan
dacht moet worden geschonken aan de verdere verwezenlijking van een
bovengemeentelijk lichaam. Men zou als basis kunnen nemen het rapport
van de Rijnmond. Het is beslist nodig de aandacht op deze ontwikkeling
te houden anders wordt de verwezenlijking van de gestelde doeleinden
onmogelijk. Het argument van representatie naar buiten kan spreker zich
ten dele voorstellen, maar hoe ziet men de plaats van de stichting in
relatie tot de verschillende organen, die op dit gebied werkzaam zijn,
zoals het E.T.I., de Sobi en het provinciaal opbouworgaan. Spreker zal
gaarne nog eens in een informele vergadering of in het seniorenconvent
nader willen overleggen over de plaats van de nieuwe stichting in het
geheel opdat later geen moeilijkheden zullen ontstaan. Het initiatief op
zich juicht spreker van harte toe.
De heer RATTINK acht het moeilijk het voorstel te beoordelen nu dit
zo kort voor de raadsvergadering is toegezonden. Spreker heeft nog geen
gelegenheid gehad dit in te zien en moet nu varen op het kompas van
zijn fractiegenoot. Hij verzoekt in voorkomende gevallen de raad eerder
in te lichten. Spreker weet niet op welk motief deze late informatie is
gebaseerd.
De heer MELZER is voorstander van de beoogde samenwerking, die
voor Brabant zeker nodig is. Door tijdnood heeft hij zich geen genoeg
zaam oordeel over de zaak kunnen vormen. Er zijn verschillende vraag
tekens en bedenkingen, terwijl de redactie van het voorstel niet best is.
Spreker zou gaarne ruim de gelegenheid wensen om de zaak nog eens
door te nemen.
De heer BIEMANS gaat wel akkoord met het voorstel. Hij wijst op
het grote belang van een goede vertegenwoordiging van de agrariërs in
het bestuur, opdat deze hun invloed in deze kunnen uitoefenen.
De heer MENDES vraagt om de bijlagen bij het voorstel nog enige
tijd ter inzage te leggen voor de raadsleden.
De VOORZITTER betreurt met de raad dat het voorstel de leden zo
laat heeft bereikt. Het bestuur had verband gelegd met de persconfe
rentie, aan welke combinatie de late toezending is te wijten met alle
nadelen van dien. Spreker zegt gaarne toe dat de stukken nog ter inzage
zullen worden gelegd en is bereid de nodige nadere gegevens nog te
verstrekken. Het doel van de stichting is integratie naar binnen en
representatie naar buiten.