23 JUNI 1960
195
8a. Bestratings- en rioleringswerken i.v.m. het oprichten van twee
benzine-verkooppunten aan de Claudius Prinsenlaan.
De heer ZIJTREGTOP zegt dat door dit voorstel de fa. Otten de
gelegenheid wordt gegeven op de meest gunstige plaats in de stad
benzine-stations te plaatsen. De gemeente gaat de aanlegkosten betalen.
Dit komt spreker zeer vreemd voor. Uit zijn praktijk zijn hem heel
andere wijzen van financieren bekend. In verband hiermede verzoekt
hij wat bedoeld wordt met de zinsnede: „Aangezien evenwel uit boven
aangehaalde ruiltransactie ook een zekere medewerking van de gemeente
te dezer zake kan worden afgeleid en vooral omdat de fa. Otten straks
voor de aanwezigheid der installaties jaarlijks beduidende bedragen aan
precariorechten aan de gemeente zal moeten betalen, menen wij dat er
aanleiding bestaat het werk geheel voor rekening der gemeente uit te
voeren". Heeft de gemeente een bepaalde toezegging gedaan? Als de
gemeente de aanlegkosten niet voor haar rekening neemt in hoeverre
kan dan de gemeente nog precariorechten heffen?
De heer MELZER onderschrijft de woorden van de heer Zijtregtop.
De heer QUADEKKER zou gaarne nader worden ingelicht in welke
orde van grootte de bijdrage ligt.
De heer VAN WERKHOOVEN is het eveneens met de heer Zijtregtop
eens. In Rotterdam worden bedragen van f 30.000,tot f 32.000,be
taald voor het verkrijgen van een benzinepomp. Hij is geen voorstander
van het onderhavige voorstel. De fa. Otten wenst een pompstation;
normaal liggen deze bij een garage. Nu komen ze op een ander
punt dan waar de garage ligt. In andere gemeenten betalen ook de
benzine-leveranciers. Hier ontvangt de gemeente niets, maar moet boven
dien nog betalen. Hij zou gaarne nader over deze zaak worden inge
licht.
De heer HULSKRAMER had ook verschillende vragen willen stellen;
zij zijn evenwel reeds door zijn voorgangers naar voren gebracht. Hij
merkt nog op dat in het voorstel over twee benzine-pompstations wordt
gesproken, terwijl er op de tekening drie zijn aangegeven.
De heer MENDES heeft vooral esthetische bezwaren tegen het plaat
sen van benzinestations aan de Claudius Prinsenlaan. Destijds is een
benzinepomp aan de Julianalaan ook om esthetische redenen geweerd.
De heer MOL heeft geïnformeerd naar de vorm van de benzine
stations. Het worden kleine huisjes van ongeveer 1 m2 oppervlakte met
lage benzinepompen; zijn zullen het stadsschoon zeker niet schaden.
De kosten van aanleg worden door de precario-rechten gedekt; zou de
aanleg nog betaald moeten worden dan zouden de kosten dubbel terug
komen.
Spreker merkt nog op dat de gemeente de stations niet inricht, dat
doet de firma. Na de ingewonnen informaties heeft hij geen bezwaren
tegen het voorstel.
Wethouder VERMEULEN kan hetgeen naar voren is gebracht wel
enigszins begrijpen. De zaak ligt ook niet zo eenvoudig. Twee dingen
moeten nl. goed onderscheiden worden. Dat is op de eerste plaats de
privaatrechtelijke verhouding tussen de gemeente en de fa. Otten en
op de tweede plaats de publiekrechtelijke hoedanigheid van de ge
meente.