202 23 JUNI 1960 Ook de vorige kredieten waren behoorlijk hoog. Hij moet ernstig betogen om deze werkwijze in de toekomst niet meer te volgen, maar zoveel mogelijk een totaal-krediet in de raad te brengen. De heer RATTINK behoeft niet veel meer aan de woorden van de heer Kroon toe te voegen. Het gaat erom dat de desbetreffende dienst er zorg voor moet dragen dat de berekeningen in deze orde van grootte juist zijn. Overigens heeft hij geen bezwaar tegen het gevraagde krediet. De VOORZITTER brengt nog naar voren dat hij in eerste instantie al te kennen heeft gegeven, dat het telkens om een krediet vragen voor eenzelfde zaak niet goed is te praten. Doch dat hij overigens wel heeft verzocht begrip te hebben. Van de gemaakte opmerkingen heeft hij zeker nota genomen. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 22. Voorzieningen gemeentelijke technische scholen. De heer VAN DUIJL zegt dat hij bij de stukken geen enkele specifi catie heeft aangetroffen van de machines die worden aangekocht. Hij verzoekt in de toekomst een specificatie ter visie te leggen. De VOORZITTER zegt dat wel de goedkeuringsbrief van de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen ter visie heeft gelegen. Jammer dat de aanvrage zelf niet bij de stukken lag. Hij vraagt hier voor excuses. Zonder verder beraadslagen wordt overeenkomstig het voor stel besloten. 23. Voorzieningen aan het pand Ginnekenstraat in gebruik als Horeca- afdeling van de gemeentelijke technische school. De heer KRAMERS heeft toch wel enkele bedenkingen. Hij heeft in het voorstel gelezen dat de te beperkte ruimte voor het opbergen van de dagelijkse - en bedrijfskleding van de leerlingen in eigen beheer is uitgebreid door het in passende stijl glasdicht maken van het buiten afdak der voormalige rijwielberging. Spreker meent dat als men ruimte te kort komt de dienst van openbare werken zal dienen te worden in geschakeld om te praten over de wensen die er zijn. Eerst bouwt men een rijwielberging, die men nu gaat ombouwen voor het opbergen van kleren, met als consequentie dat een nieuwe fietsenberging moet worden geplaatst. Hij vindt dit geen juiste gang van zaken; het is lapwerk. Dit had in eerste instantie ineens goed opgezet dienen te worden. De heer QUADEKKER merkt op dat iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen. Zo behoort ook ieder raadslid te weten wat er reilt en zeilt. Er wordt gesproken over een gastengarderobe, over een restau rant. Wat is dat voor een restaurant. Wie kunnen daar gebruik van maken? De VOORZITTER vraagt zich af of de heer Quadekker een vreemdeling in Jeruzalem is. Het merendeel van de raad kent dit restaurant. De leerlingen die de Horeca-opleiding volgen krijgen naast theoretisch ook praktisch onderwijs. Niet alleen moeten de produkten vervaardigd worden, zij moeten ook kunnen worden geserveerd. Aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 202