216 23 JUNI 1960 daad zoals de heer Van Bijnen heeft gesteld, aan de inhoud van het preadvies wordt zwaarder getild dan de bedoeling is. Uiteindelijk hadden burgemeester en wethouders kunnen volstaan met een preadvies uit te brengen op de twee ingekomen verzoeken. Dit vond het college echter niet juist. Er was thans een aanleiding om een standpunt te bepalen m.b.t. de gehele materie van de schoolmelkvoorziening. Toen de ver zoeken binnen kwamen had spreker ook niet de indruk dat het drinken van melk op school nuttig was; de wenselijkheid van schoolmelkvoor ziening zag hij toen nog niet in. Daarna is spreker zich gaan oriënteren; de vraag is naar voren ge komen of het verstandig is een afwachtende houding aan te nemen en de mogelijkheid tot schoolmelkvoorziening te couperen door in deze absoluut weigerachtig te blijven staan. Het gaat er het college van bur gemeester en wethouders niet om zoveel mogelijk melk aan de man te brengen. Het preadvies komt hierop neer dat burgemeester en wethou ders de raad een uitspraak vragen of de gemeente nog langer een nega tieve houding moet blijven aannemen, waardoor schoolmelkvoorziening onmogelijk wordt. De heer Van Bijnen heeft er reeds op gewezen dat het aandeel in de kosten maar zeer gering is, gezien de bijdrage van de ouders; er kan mitsdien nauwelijks gesproken worden van overheidsbemoeiing. Voorts zit de gemeente-subsidiëring nog gekoppeld aan het rijkssubsidie en de bijdragen van het centraal schoolmelkcomité. Het gehele preadvies houdt bepaald niet de conclusie in dat schoolmelkvoorziening een bittere noodzaak zou zijn. Ten aanzien van de schoolmelkvoorziening heeft men niets aan rap porten. Men kan niets bewijzen, maar men moet in deze geloven; men heeft dat of men heeft dat niet. Zijn geloof in deze is versterkt door gesprekken die er geweest zijn met terzake bevoegde instanties. Men moet het rapport van de Neder landse Voedingsraad niet te licht aanslaan, zeker als het constateert dat er thans minder goede voedingsgewoonten bestaan dan wenselijk is. Dit wordt toch door zeer geleerde lieden geconstateerd. Er zijn publikaties getoond die niet allemaal aan de buitenwereld mogen worden mede gedeeld, doch waarvan de conclusies toch wel in het preadvies zijn vermeld. Het is immers zo, dat er op dit moment een bedenkelijke ontwikkeling gaande is in de voedingssituatie van het Nederlandse school kind. Dit is een boute uitspraak, doch men dient daar geloof in te hebben. Dit is een serieuze aangelegenheid. Ook het rijk blijft in deze niet onverschillig; voor schoolmelkvoorziening op de rijksbegroting is een bedrag van f 200.000,uitgetrokken. Is nu de gezondheidstoestand van de Bredase schooljeugd alarmerend? Dit is zeker niet het geval. Dit antwoord hebben verschillende vragen stellers zeker niet verwacht. Toch zijn er wel indicaties om de voorgestelde weg te gaan volgen. Deze zaak is grondig met de schoolartsen uitgepraat, die adviseerden om mede te participeren in de kosten van de schoolmelkvoorziening. Er is ook gesteld om eerst met de schoolbesturen te praten. Dit is doelbewust niet gedaan, het gaat hier om een materie waarvan de ont wikkeling nog in volle gang is. Inderdaad zijn er praktische bezwaren, doch deze schijnen in de prak tijk nogal mee te vallen. Er is reeds in ongeveer 300 gemeenten school melkvoorziening ingevoerd; het onderwijs op de scholen in die gemeen ten zal daar toch wel lopen en niet te veel stagneren. Het gaat thans dus enkel en alleen om het scheppen van de mogelijk heid om tot melkdrinken op de scholen te kunnen komen. Spreker wil het bij dit algemeen inzicht houden en zal nog niet op de details ingaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 216