230
13 JULI 1960
omtrent de lonen van de jeugdige ambtenaren van 14 tot 21 jaar. Hij
vraagt of deze categorie buiten de voorschriften valt en of daar iets
aan kan worden gedaan.
Antwoord:
Krachtens artikel 12 van de arbeidsovereenkomstenverordening zijn
burgemeester en wethouders bevoegd de lonen van het jeugdig perso
neel vast te stellen.
De lonen van dat personeel zijn voor de jeugdige ambtenaren op
weekloon vanaf 27 maart j.l. en voor de jeugdige ambtenaren op maand
loon van 1 april 1960 af verhoogd. De commissie voor georganiseerd
overleg is hierover gehoord.
Vraag:
De heer KROON zegt, dat ook hij gaarne inlichtingen ontvangt over
het verloop van zaken bij de aanvrage van de collectevergunning voor
de bouwvakarbeiders. De aanvrager heeft telefonisch contact gehad met
burgemeester en wethouders of hun vertegenwoordiger. Daarbij is mede
gedeeld dat eerst inlichtingen moesten worden ingewonnen bij andere
grote gemeenten.
Spreker had liever gezien dat burgemeester en wethouders hier een
eigen beleid hadden gevoerd.
De heer NIEUWLAAT zegt, dat tijdens de staking van de bouw
vakarbeiders een verzoek is gedaan om een vergunning tot het houden
van een collecte voor de solidariteitsakte. Deze vergunning is noch ver
leend noch geweigerd. Spreker vraagt waarom burgemeester en wet
houders in deze geen snelle beslissing hebben genomen en wat de aan
leiding was om de vergunning als het ware te weigeren.
De heer RATTINK vraagt ook waarom burgemeester en wethouders
geen snellere beslissing hebben genomen omtrent de collecte aange
vraagd door de samenwerkende bouwvakarbeidersbonden. Spreker vindt
het jammer, dat het met deze collecte-aanvrage aldus is afgelopen, ter
wijl de staking de sympathie wegdroeg van een ieder, hetgeen blijkt
uit het verhandelde in de 2e Kamer en uit de publieke opinie. Gaarne
in een volgend geval een snellere beslissing, voortkomende uit een eigen
beleid.
Antwoord:
Het verzoek van de plaatselijke besturen van de K.A.R., het N.V.V.
en het C.N.V. om hier ter stede een openbare geldinzameling te mogen
houden ten behoeve van de stakende bouwvakarbeiders is vrijdag 18
maart j.l. bij ons ingekomen en nog dezelfde dag in de vergadering
van ons college aan de orde gesteld.
Hoewel dit verzoek bij oppervlakkige beschouwing wellicht voor in
williging vatbaar scheen, leek dit in het kader van een weloverwogen
beleid toch niet zo vanzelfsprekend. Een beroep op de publieke offer
vaardigheid door middel van een openbare geldinzameling kan immers
bezwaarlijk als een geëigend middel beschouwd worden om de finan
ciële gevolgen van een staking het hoofd te bieden.
Daarom hebben wij gemeend niet terstond een definitieve beslissing
te moeten nemen maar achtten wij het beter het resultaat af te wachten
van een daags daarna te houden bespreking van deze aangelegenheid
door de wethouders van sociale zaken van 15 Rrabantse gemeenten. In
deze bespreking, die tot doel had de mogelijkheid te onderzoeken om