13 JULI I960
233
burgemeester en wethouders gesproken wordt van samenvoeging van
de kredieten voor de uitbreidingsplannen Brabantpark A, B en C.
Spreker weet niet of deze kredieten afzonderlijk verleend zijn.
Hij vindt het echter onjuist dat zij als een geheel zijn beschouwd.
Wethouder VERMEULEN antwoordt, dat de opmerking van de heer
Rattink formeel juridisch terecht is gemaakt. De drie kredieten zijn ech
ter op dezelfde begrotingspost geboekt. In de bewaking van deze post
zijn zij samengevoegd. Voor de uitbreidingsplannen Brabantpark A, B
en C was een krediet van totaal 1xk miljoen beschikbaar. Dit bedrag
is niet overschreden.
Er is nog f 87.000,over. De kredieten zijn niet afzonderlijk be
waakt. De noodzakelijke werken zijn nog niet allemaal uitgevoerd. De
verlaging van het krediet met f 100.000,is door gedeputeerde staten
geschied omdat zij bezwaren hadden tegen de aansluiting van de Bever-
weg op de Teteringsedijk.
Voor de uitvoering is echter nog een bedrag ad f 100.000,nodig.
Begrotings-technisch maakt het weinig uit doch voor de raad is het
belangrijk als dit krediet alsnog wordt verleend. De raad moet begrip
hebben voor de technische moeilijkheden als ieder uitbreidingsplan af
zonderlijk moest worden bekeken, omdat de drie plannen ineen lopen
en de werkzaamheden gelijktijdig worden uitgevoerd.
De heer RATTINK dankt de wethouder voor zijn uiteenzetting.
Hij vindt het niet juist, dat de kredieten bijeengevoegd zijn en niet
afzonderlijk zijn bewaakt. Dit is tegen 's raads beslissing, omdat deze
afzonderlijke kredieten heeft verstrekt.
Wethouder VERMEULEN kan alle begrip hebben voor de gemaakte
opmerking. De afscheiding tussen de plannen Brabantpark A, B en C is
echter denkbeeldig. Het is niet mogelijk op de grens van een plan op
te houden, dan te calculeren of men binnen het krediet is gebleven
en dan aan een nieuw krediet te beginnen.
Er moet worden doorgewerkt, hetgeen ook het meest aan de bedoe
lingen van de raad beantwoord.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten.
10. Subsidie militaire matigheidsmissie.
Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten.
11. Subsidiëring plaatselijk jeugdwerk.
De heer NIEUWLAAT zegt dat het subsidievraagstuk van de jeugd
in de afgelopen jaren meermalen aan de orde is geweest. Het is ver
schillende malen besproken doch een sleutel voor een verantwoorde
subsidieverlening is niet gevonden. Dat het vraagstuk niet eenvoudig
is blijkt voorts uit de titulatuur van de voorstellen van burgemeester
en wethouders. In 1957 werd er geadviseerd over de vrije tijdsbesteding,
in 1959 over de jeugd en thans over het plaatselijk jeugdwerk.
In de jaren 19451949 had men een bepaalde formule.
Door vermenigvuldiging van het aantal leden ener vereniging met
een bepaald bedrag werd het subsidie bepaald.
Deze toestand was onbevredigend. Zowel het departement van onder
wijs, kunsten en wetenschappen en de nationale jeugdorganisaties zoch
ten naar een andere oplossing.
In samenspel werd een subsidieregeling ontworpen naar de exploitatie-