242 13 JULI 1960
af het aantal leerlingen dat niet uit die wijk komt dan houdt men 123
leerlingen over op 12500 inwoners dit is 1 leerling op 100 inwoners.
De openbare school in het Brabantpark telt 262 leerlingen, waarvan
109 uit het Brabantpark zelf en wel op 9800 inwoners. Ook dit geeft
een aantal van 1 leerling op de 100 inwoners. Deze cijfers geven een
heel andere uitkomst dan het percentage van 3,57 dat burgemeester en
wethouders in hun preadvies noemen. Het genoemde percentage kan
ook niet juist zijn. Immers in voormalig Princenhage, Heuvelkwartier,
Boeimeer I en II, Belcrum en binnenstad zijn geen openbare lagere
scholen. Dit moet zijn uitwerking hebben op het percentage. De be
langstelling in die wijken voor openbaar onderwijs is zeer zeker aan
wezig. Dit blijkt ook uit de grote belangstelling voor de openbare school
aan de Middellaan. Bij de berekening zijn de bijzondere neutrale scholen
eveneens betrokken. In het Heuvelkwartier is geen openbare school
doch wel een Jan Ligthartschool. Dit is van invloed op de cijfers.
Spreker is van oordeel dat zijn berekening een betere basis geeft dan
die van burgemeester en wethouders. De conclusie van burgemeester
en wethouders is 62 potentiële leerlingen bij een percentage van 3,57.
Sprekers conclusie is 1 leerling op de 100 inwoners derhalve voor Doorn
bos c.a. 112 potentiële leerlingen. Resumerende mag spreker er op wijzen
dat de door burgemeester en wethouders geproduceerde cijfers moeten
worden gecorrigeerd door het navolgende:
1. de industrialisatie; de algemene tendens is, dat degenen die zich
hier vestigen meer belangstelling hebben voor openbaar onderwijs.
2. de bebouwing van de Vuchtpolder: binnen vrij korte tijd zal deze
zijn volgebouwd. Dit duurt misschien 5 a 6 jaar. De stichting van een
openbare lagere school eist ongeveer 3 a 4 jaar. Als men dus nu begint
wordt aansluiting verkregen, doordat op het moment, dat de wijk wordt
volgebouwd de school aanwezig moet zijn.
3. the slip of the pen van de wethouder op pagina 2 van het pre
advies, waarin is gesteld: „mogelijkheid tot stichting van een openbare
g.l.o.-school boven de spoorlijn zal mogelijk wel bestaan, wanneer de
Vuchtpolder is volgebouwd en zich dan boven de spoorlijn aanmerkelijk
meer personen gevestigd hebben". De ontwikkeling van deze wijk is
echter reeds aangebroken en het is dus zaak de stichting van een
openbare g.l.o.-school ernstig te bezien.
Ten aanzien van de stichting van de kleuterschool gelden de opge
somde algemene redenen evenzeer.
Spreker wil deze voor een goed begrip even resumeren:
1. de beslotenheid van de wijk ten noorden van het spoor.
2. de aanwezigheid van de spoorlijn.
3. de industrialisatie.
4. de bebouwing van de Vuchtpolder.
5. de gevaarlijke Teteringsedijk.
Vooral dit laatste is van werkelijk belang bij de overwegingen inzake
de stichting van een kleuterschool in Doornbos.
Ten aanzien van de cijfers zijn burgemeester en wethouders van me
ning, dat het aantal kleuters in het Brabantpark ten getale van 68 met
een deelnemerspercentage van 0,55 moeilijk aanvaardbaar is en dat de
getallen van Ginneken respectievelijk 33 kleuters en een percentage
van 0,22 wel aanvaardbaar is. Bij dit percentage komen burgemeester
en wethouders tot 25 kleuters in Doornbos. Spreker heeft tegen deze
methode van becijfering bezwaar. Burgemeester en wethouders zien
voorbij, dat er behalve aan de Beverweg slechts één openbare kleuter
school en wel in Ginneken beschikbaar is. De goodwill voor de open
bare lagere school werkt ook door op de openbare kleuterschool. Hierbij
zijn de hiervoor genoemde 5 punten geheel buiten beschouwing gelaten.
Het college van burgemeester en wethouders zegt op pagina 3 van zijn