13 JULI 1960
249
vermoedelijk op een misverstand. Ook bij de stichting van confessionele
scholen zullen de ouders wel een nuance verschillen in denkwijze. Bij
het openbaar onderwijs komt dit evenzeer voor.
De heer VIS zegt, dat de wethouder hem niet heeft kunnen over
tuigen, dat zijn methodiek juist is.
De berekening van het potentieel aantal leerlingen van het openbaar
onderwijs kan in deze gemeente niet op dezelfde wijze geschieden als
bij het r.k. onderwijs. De wethouder heeft bovendien gezegd, dat de
123 leerlingen van de openbare school aan de Middellaan net voldoende
waren om deze school in stand te houden. Spreker wil er evenwel op
wijzen, dat er slechts 123 leerlingen uit de wijk zelf maar bovendien
nog 100 leerlingen zijn uit andere wijken. De berekening van de heer
Rattink was dus juist. De wethouder heeft gezegd, dat burgemeester
en wethouders de ontwikkeling in het noorderkwartier nauwlettend
zullen volgen. Hij hoopt, dat dit een serieuze toezegging is en dat de
gemeente niet te laat zal zijn met een openbare school.
De heer MINDERHOUD wenst er de aandacht op te vestigen, dat
het koninklijk besluit, waarop de heer Rattink doelt, betrekking heeft
op de kleuterschool, welke oorspronkelijk in een paar barakken in het
Belcrumkwartier was gevestigd. Deze school welke 40 leerlingen telde
is met toestemming van de Kroon verhuisd naar het Liniekwartier. De
heer Melzer maakt zich niet ongerust over het toekomstig aantal leer
lingen der openbare lagere school in het Brabantpark. Spreker is echter
niet overtuigd, dat het nodige aantal door de openbare school zal
worden behouden. Immers vele ouders sturen hun leerlingen naar de
dichtstbij gelegen school.
Wethouder BASTIAANSEN zal niet proberen de heer Rattink te
overtuigen. De heer Rattink en spreker hebben beiden een andere
methodiek. Het in het preadvies neergelegde percentage van 3,57 is
nog aan de hoge kant. Het is geenszins de bedoeling van burgemeester
en wethouders de wijk te isoleren. Dit neemt niet weg, dat de spoorweg
een obstakel blijft.
Indien een aantal leerlingen van 40 voor een kleuterschool voldoende
zou zijn, dan zou men bewust streven naar kleine schooltjes. Dit kan
nooit de bedoeling zijn.
Waar precies het balanspunt ligt, waarop tot stichting van een open
bare school zal worden overgegaan hangt van allerlei omstandigheden
af. Burgemeester en wethouders zullen de ontwikkeling nauwlettend
blijven volgen. De door de heer Rattink genoemde verhouding van 1
leerling van het openbaar onderwijs op de 100 inwoners, zou leiden
tot 1000 leerlingen voor het openbaar lager onderwijs. Het aantal be
draagt echter nog niet de helft.
De heer RATTINK merkt op, dat er niet voldoende openbare scholen
zijn, anders zou de situatie heel anders zijn.
Wethouder BASTIAANSEN zegt, dat de door de sociografische dienst
gevolgde methodiek, integenstelling met hetgeen de heer Vis stelt, wel
kan worden gebruikt en met succes.
Het heeft weinig zin hier verder op in te gaan.
De heer VIS zegt, dat hij de opmerking van de wethouder, dat 123
leerlingen van de school aan de Middellaan net voldoende zijn om de
school te handhaven, niet heeft begrepen, omdat er op die school 223
leerlingen zijn.