13 JULI 1960
253
stemmen. Er was een motie Sleen en een motie Toxopeus. De ene werd
gehaald de andere weer niet. Het is een uitermate moeilijke zaak. De
heer Hulskramer zegt dat burgemeester en wethouders een principiële
omzwaai hebben gemaakt. De vraag is echter of hier sprake is van een
principiële zaak. Spreker durft te stellen, dat hier geen principiële vraag
speelt. Hij is het met diverse sprekers eens, dat de gehuwde vrouw al
lereerst in het huisgezin moet zijn. De vraag is echter of de mogelijkheid
moet bestaan, dat een gehuwde vrouw in dienst mag treden.
Hiertegen behoeft geen bezwaar te bestaan, omdat de gemeente zowel
als de werkneemster weten waar zij aan toe zijn. Ten aanzien van de
huwende vrouw ligt de zaak heel anders. Voor de overheid als werk
geefster treedt een vitale wijziging op ten aanzien van de werkneemster.
Het huwelijksrisico is een motief om de arbeidsovereenkomst te herzien.
Daarom wordt aan de huwende onderwijzeres ontslag verleend. Dit is
geenszins een exclusief standpunt.
Het betekent geen stap achteruit. De bestaande situatie wordt gehand
haafd. Spreker kan zich voorstellen, dat de voorstanders van verdere
emancipatie zich met punt a van het voorstel kunnen verenigen. Zij
zullen gezien de politieke situatie bovendien verstandig doen te
overwegen zich ook te verenigen met punt b van het voorstel. Spreker
ziet overigens geen argumenten die de raad nog niet kent. Het standpunt
van burgemeester en wethouders is voldoende duidelijk. Mevrouw Van
Mierlo heeft nog gesproken over halftime jobs. Deze zijn in het onder
wijs echter niet mogelijk. Een wijziging van het ambtenarenreglement
zoals zij heeft voorgesteld is niet juist. Het is beter dit niet in dit voor
stel te betrekken.
Mevrouw VAN MIERLO zegt, dat haar voorstel om „niet" te schrap
pen hetzelfde inhoudt, dan de schrapping van het gehele 3e lid. Burge
meester en wethouders houden echter meer ruimte.
Wethouder BASTIAANSEN zegt, dat het niet zo is, dat de gemeente
een gehuwde onderwijzeres moet benoemen. Daarom wordt het gehele
3e lid geschrapt.
De heer HULSKRAMER is eveneens van mening, dat het beter is het
woord „niet" te schrappen. Men kan dan geval voor geval bezien of
een gehuwde vrouw moet worden aangesteld.
Wethouder BASTIAANSEN merkt op, dat schrapping van het woord
„niet" ten aanzien van de benoeming van onderwijzeressen moeilijkheden
zou scheppen.
De VOORZITTER zou gaarne de gedachtenwisseling willen terug
brengen tot punt a van het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer DRION merkt op, dat het voorstel van mevrouw Van Mierlo
juridisch onjuist is.
De heer RATTINK zegt, dat het hem uitermate verheugd dat de heer
Van Bijnen zich namens de K.V.P.-fractie akkoord heeft verklaard met
het voorstel van burgemeester en wethouders. In minder dan drie jaren
is hij aan sprekers zijde gekomen. Hij heeft de stem van de protestants-
christelijke fractie niet gehoord, doch hij neemt aan, dat degene die
zwijgt, toestemt.
Destijds heeft de heer Minderhoud gezegd, dat de gehuwde vrouw er
min of meer op uit is met de man mee te verdienen om meer luxe te
verwerven. Deze verworven luxe gaat dan ten koste van het huisgezin.