13 JULI 1960 255 Tegen stemden mevrouw Van Mierlo en de heren mr. Bastiaansen, Van Boxtel, Van Bijnen, Van Caulil, Cosijn, Drion, Van Duijl, Van Gis bergen, Hilte, Hulskramer, Kramers, Kroon, Lous, Meijs, Minderhoud, Van de Noort, Stokkermans, Vermeulen, Verschuren en Zijtregtop. 31. Benoeming leraar gemeentelijke technische school. 32. Ontslag leraar gemeentelijke handelsavondschool. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 33. Verordening artikel 4 winkelsluitingswet. De heer VAN HOUTEN zegt, dat het voorstel is gegrond op een gehouden enquête. Er blijken 14 handelaren bezwaar tegen de voor gestelde regeling gemaakt te hebben. Waarom is hier geen advies ge vraagd van de Vrouwenadviescommissie? Dit had toch wel kunnen ge beuren. Men had dan geweten hoe de huisvrouwen, als direct belang hebbenden, hier tegenover staan. Spreker vraagt of nu ook de stand plaatsen bij de ziekenhuizen dinsdagsmiddags moeten verdwijnen en of seizoenzaken op bepaalde punten in de stad onder de regeling vallen. Spreker pleit voor een ruime ontheffingsmogelijkheid. Mevrouw VAN MIERLO zegt dat de Vrouwenadviescommissie tot taak heeft voor te lichten bij de bouw en inrichting van woningen. Zij acht de onderhavige materie niet te behoren tot de taak van deze com missie. De heer KRAMERS merkt op, dat het hier de uitvoering van de winkelsluitingswet betreft. Het is helemaal geen zaak waarmede de Vrouwenadviescommissie iets te maken heeft. De wet schrijft alleen het horen van de branche en de Kamer van Koophandel voor. De heer VAN GISBERGEN is het eens met de heer Kramers. De VOORZITTER antwoordt, dat het initiatief tot de dinsdagmiddag sluiting is uitgegaan van de organisaties. Er bleken 14 tegenstanders te zijn. Het is voor de gedachtenwisseling beter de adviezen niet uit te breiden tot de Vrouwenadviescommissie. De wet schrijft nu eenmaal een bepaalde procedure voor. De heer VAN HOUTEN heeft nog geen antwoord gehad op zijn vra gen inzake standplaatsen bij ziekenhuizen en het verlenen van onthef fingen. Met de heer Kramers is hij het niet eens. Hij zou wel eens willen weten, wat de handelaren moesten beginnen als er geen huisvrouwen waren. Wethouder MEIJS antwoordt, dat het verlenen van ontheffing op grote schaal een ongewone methode is. Zou dit gebeuren, dan zou iedere winkelier dikwijls ontheffing vragen. Eén lijn trekken in deze is nodig, omdat alle winkeliers mee moeten doen; anders is de regeling onjuist. Spreker zou het in principe niet onjuist vinden als de consument in deze iets te zeggen had. De zaak wordt dan echter weer meer ingewikkeld. De huisvrouwen hadden indertijd bijvoorbeeld gaarne een koopavond. Deze is echter door de raad afgewezen. Ten aanzien van standplaatsen bij ziekenhuizen zegt spreker dat deze tot de straathandel behoren en dus buiten de regeling vallen. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 255