280 17 AUGUSTUS 1960 stellingen; dit peil moet juist opgevoerd worden. Er is overigens be cijferd dat de uitkoopverenigingen achteruit zullen gaan in subsidie. Als dit zou betekenen dat twee verenigingen achteruit gaan, terwijl bijvoorbeeld de derde gelijk blijft, dan heeft spreker daartegen wel bezwaar. De subjectieve factor sub c is niet duidelijk. Daarover zal spreker gaarne meer van de wethouder vernemen. Uiteindelijk heeft spreker zich in de afdeling voor de subsidies toch wel akkoord verklaard, omdat men het voor een jaar zal proberen. Spreker weet dat het college de uitkoopverenigingen een goed hart toedraagt en dat men deze niet in de kou zal laten staan. De heer NIEUWLAAT is het in grote lijnen met het betoog van de heer Broeders eens. Deze hele materie is erg moeilijk. Met de norm van f 250,per voorstelling is spreker wel tevreden. Dit is voor de raad wel aanvaardbaar. Over de norm van 20%, sub b, is spreker niet enthou siast. Men kan er alle kanten mede uit. Spreker denkt aan de mogelijk heid van koerswijziging bij de uitkoopverenigingen. Men zou bijvoorbeeld geen entreeprijs kunnen heffen tegenover verhoging van de contributies. In dat geval mist men het subsidie. Het is geen gelukkige norm, tenzij deze ook op de contributies betrekking zou hebben. De heer Mendes heeft al opgemerkt dat de uitkoopverenigingen er financieel niet op vooruitgaan. Een bepaalde uitkoopvereniging zal er naar berekening zelfs f 3.000,op achteruit kunnen gaan, tenzij sub c soulaas biedt, doch dit wordt eerst achteraf beoordeeld. Deze vereniging zou in dat geval haar werk moeten staken. Spreker wil dan ook wel de garantie dat er geen schokkende dingen zullen gaan gebeuren, die het werk onmogelijk maken. Spreker wijst er tenslotte op dat de financiële afwikkeling van de seizoenen 58/59 en 59/60 nog niet heeft plaats gehad. Op welke basis zal dit nu gebeuren? Wethouder BASTIAANSEN merkt op dat alle sprekers dit een moei lijke materie hebben genoemd. Dit is ook zo en daarom is er ook lang op gedokterd en zijn de nodige informaties ingewonnen met betrekking tot de grondslagen van een nieuwe regeling. Een ding stond wel vast: de oude regeling bevredigde niemand. De raad heeft meermalen gezegd: wanneer komen burgemeester en wethouders met een nieuwe norm stelling. Het nieuwe voorstel blijkt niet iedereen te kunnen bevredigen, ook bij burgemeester en wethouders zijn twijfels gebleven. Het is ook inderdaad niet eenvoudig: de uitkoopverenigingen zijn geheel verschil lend van structuur. De richtlijnen maken het moeilijk voor ieder het zelfde te bereiken. De ene norm kan de andere reduceren. Uitgaande van norm 1 is het bedrag niet te hoog en niet te laag; het gemiddelde ligt wel iets aan de lage kant. Dit is wel met opzet gedaan; de partners weten welke voordelen er zijn en zij belagen de uitkoopverenigingen met hoge uitkoopsommen. Het is veeleer de bedoeling het bezoek te stimuleren, daarnaast er voor wakende dat niet te veel populaire voor stellingen worden gegeven, zodat men slechts op veel subsidie uit zou zijn. In dit opzicht speelt uiteraard het percentage van de entreeprijs mede een belangrijke rol. Natuurlijk is het de bedoeling dat de uitkoopverenigingen hun werk op een gezonde basis kunnen blijven voortzetten; daarvoor dient de sub jectieve norm. Als er gesproken is over vrees dat de uitkoopverenigingen „in de kou" zouden komen te staan dan wil spreker benadrukken dat burgemeester en wethouders niet de bedoeling hebben de uitkoop verenigingen angst aan te jagen. Men moet de nieuwe richtlijnen slechts zien als een proef welke een stimulans inhoudt voor de verenigingen. Enerzijds wordt beoogd opvoering van het aantal bezoekers, anderzijds een redelijke verhoging van de entreeprijzen. Voordien kon worden ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 280