298 14 SEPTEMBER 1960 De beginperiode in 1935 was wel niet de beste tijd door de economische crisis, die geheel Nederland toen doormaakte. Daarna van 19401945 de oorlog en de bezetting door de Duitsers. Als raadslid had U er mogelijk minder mee te maken dan het college van burgemeester en wethouders, maar toch was het voor ieder raadslid een drukkende tijd. De eerste naoorlogse jaren waren verre van aangenaam op ieder ter rein, ook al waren wij dan weer vrij. In die tijd, n.l. op 28 juli 1950, dus nu ruim 10 jaar geleden, werd li tot wethouder gekozen en dat is tot op heden zo gebleven. Dit is de tijd dus de laatste 10 jaren -die de meesten van ons U het beste hebben leren kennen. Persoonlijk ken ik U ook slechts als zodanig, want enkele maanden later trad ik pas tot deze raad toe. Aan deze zijde van de collegetafel heb ik U dus niet zien zitten. Ja, toch. Eerst op de eerste dinsdag van september in 1953 en later op de eerste dinsdag van september 1958. Beide keren was U, na de verkiezing tot wethouder, spoedig naar gene zijde van die tafel verhuisd. Nou, ja spoedig is misschien het goede woord ook weer niet, want in 1953 was II de laatst verkozen wethouder en het was nog op het kantje af ook. Wat zijn er al niet een tekens en seinen aan elkaar in de raadszaal door gegeven! Dat had z'n oorzaak; immers II had neigingen om U in hogere sferen te gaan begeven en bewegen en II had zich de initialen van de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij aangemeten, dus II was een andere partij dan de K.V.P. geworden. Dit had voor de buitenstaanders misschien z'n bekoring, want men hoorde van R.K. zijde nu wel eens twee verschillende meningen uiten; voor de beide Katholieke fracties was het niet aangenaam. U bent echter later weer veilig en wel geland, met beide benen op de grond terecht gekomen en in de schoot van de K.V.P. teruggekeerd, zodat in 1958 een wethoudersverkiezing niet in gevaar was. Wat U hebt gedaan vóór juli 1950 is mij niet bekend. Misschien hebt II evenals wij thans braaf mede kritiek uitgeoefend op de voorstellen en preadviezen, die van de zijde van het college van burgemeester en wethouders aan de raad werden voorgelegd. Na juli 1950 hebt U het tegenovergestelde moeten doen, n.l. ze verdedigen. Vele malen heeft Uw verdediging tot, voor U, gunstige resultaten geleid, doch enkele malen ook wel niet. Was U daarover verstoord? Ik weet het niet. Soms dacht ik van wel en meende ook wel eens een scherpe toon te moeten beluisteren, maar enkele ogenblikken later was dat toch weer over. Ik zal me dan ook wel vergist hebben. Ik weet echter, dat deze raad wethouder Meijs wel mag en hem vast nog niet door een ander vervangen wil zien, wanneer in 1962 een nieuwe 4-jaarlijkse periode begint. U doet ontzettend veel voor de gemeente, inzonderheid voor de U toegewezen portefeuilles. Trouwens die zijn ook nog al eens verwisseld, al is het uiteraard juist, dat een bankier financiën beheert. Meer misschien nog dan als wethouder, kent Breda U als loco-burge meester. Er kan bijna geen dag voorbij gaan of Uw naam staat vermeld in een dagblad als zijnde aanwezig geweest bij een of andere officiële gelegenheid waar U een plicht te vervullen had. Ik denk hier dan ook in het bijzonder aan de tijd, dat U waarnemend burgemeester was gedurende de ziekte en na het overlijden van burge meester Prinsen. Op welk een voortreffelijke wijze hebt U toen dit ambt vervuld. Door al die drukke bezigheden is U ook weinig thuis, zelfs 's avonds niet en als vanzelf denkt men dan aan mevrouw Meijs. Het is daarom mevrouw Meijs, dat de raad ook wil betrekken in de hulde, die Uw man thans deelachtig wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 298