14 SEPTEMBER 1960 319 directie gekomen en een tableau de la troupe welke er zijn mag. Er is een duidelijke verbetering van het peil van de uitvoeringen waar te nemen. Dit wordt vrij algemeen aanvaard; de kritieken zijn thans algemeen lofprijzend. Ook thans hebben burgemeester en wethouders zich afgevraagd of op de ingeslagen weg moet worden voortgegaan. Het is niet zo, zoals de heer Van Werkhooven heeft gesteld, dat gedeputeerde staten de gemeente in een bepaalde hoek hebben gedreven. Een vijftal jaren geleden hebben de vier grote Brabantse gemeenten besloten om een subsidie aan de vereniging toe te kennen; hierbij hebben zich nog een 70-tal kleine gemeenten aangesloten. Het bestuur van het Zuidelijk Toneel is bijzonder actief geweest om ook van de kleine gemeenten een bijdrage te verkrijgen. Bovendien zou het aantal uitvoeringen in het zuiden worden uitgebreid. In Breda alleen al zullen zo goed als zeker 10 uitvoeringen worden gegeven, terwijl ook nog schoolvoorstellingen zullen worden verzorgd. Als men vraagt of het systeem van subsidiëren wel goed is door een bedrag van 22.000,— beschikbaar te stellen, wil spreker allereerst opmerken, dat ponds-ponds-gewijze ook de andere grote gemeenten dit doen. Dit is indertijd afgesproken. Het zou onredelijk zijn als Breda nu alleen een ander stand punt zou gaan innemen door te subsidiëren per voorstelling; dit zou onjuist zijn. Het hoofdmotief is evenwel dat de westerse gezelschappen het zuiden steeds meer verlaten. Het is daarom noodzakelijk dat aan toneelspreiding wordt gedacht; Arnhem heeft in deze de spits afgebeten en mitsdien al bepaalde verdiensten. Uiteraard moet naast de spreidings gedachte voorop staan dat het gezelschap behoorlijk en verantwoord toneel brengt; Ensemble heeft daar ook begrip voor. Met opmerkingen over het aantal voorstellingen moet men voorzichtig zijn; de vereniging is gebonden aan de uitkoopverenigingen, terwijl men ook de concurrentie op dit terrein vrij moet laten werken. Over de resultaten kan men op toneelgebied niet na enkele jaren oordelen; ook deze vereniging moet haar kinderziekten doorstaan. Feit is in ieder geval dat er thans een directie met wereldfaam is; het is een gezelschap met artiesten, die graag elders zouden worden geëngageerd. Het Zuidelijk Toneel is op de goede weg. Hij verzoekt niet langer te discussiëren over de vraag of het subsidie dient te worden gekoppeld aan het aantal uitvoeringen, temeer niet omdat het financieel tot dezelfde uitkomst zal moeten leiden. Aangezien de spreiding van het toneelleven in ons land moet worden bevorderd, is het, volgens spreker, verantwoord een gezelschap te hebben met een eigen zuidelijk karakter. Bovendien geven de directie en het gezelschap vertrouwen dat toneelstukken van formaat zullen worden gebracht. Spreker stelt voor het preadvies van burgemeester en wethou ders te volgen en het voorgestelde subsidie te verlenen. De heer VAN WERKHOOVEN is de wethouder dankbaar voor het uitvoerig antwoord. In beginsel liggen, volgens spreker, beide standpunten niet zover uiteen. Het Zuidelijk Toneel zou een tegenhanger voor de /westers^ gezelschappen moeten zijn. Dit moet men evenwel niet zo zwaar nemen. De westerse gezelschappen worden zwaar door het rijk gesubsidieerd. Er zijn door het rijk toch wel middelen te vinden, om ervoor te zorgen dat de gezelschappen hun verplichtingen tegenover de andere gemeenten nakomen. Het Zuidelijk Toneel doet niets voor de uitkoopverenigingen. Waarom moet de uitkoopsom gehandhaafd blijven op 1350, waarom geeft de vereniging in deze geen tegemoetkoming aan de uitkoopverenigingen? Het is toch bekend dat het Bredase publiek niet naar vrije uitvoeringen gaat; daarom is men blij met de uitkoop verenigingen. Van de geplande vier vrije voorstellingen komt volgens spreker niets terecht. Zouden er vier vrije voorstellingen komen met een gematigde entreeprijs dan zou dit een felicitatie waard zijn; hij komt het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 319