342
12 OKTOBER 1960
De heer VAN CAULIL heeft in de vergadering van de afdeling
voor openbare werken enkele opmerkingen gemaakt over dit voor
stel. In deze vergadering heeft hij van de wethouder en van de
directeur van openbare werken een bevredigend antwoord gekregen.
Spreker kan zich daarom met het voorstel verenigen. Hij wenst
echter in de openbare raadsvergadering nog iets over dit voorstel
te zeggen, nl. over de riolering van de Esserstraat, die de Dreef
passeert en in de Doelen eindigt. In de Dreef is een gedeelte dat
veel lager gelegen is dan het overige gedeelte. Bij stortbuien staat
dit lage gedeelte onder water en lopen de kelders vol. Op deze
plaats woont juist een schoenwinkelier, die reeds enige malen
waterschade aan zijn voorraad, die in de kelder is opgeslagen, heeft
opgelopen.
In de afdelingsvergadering heeft spreker gevraagd of door de
vernieuwing van de riolering dit euvel is verholpen.
Uit het antwoord dat hij toen heeft gekregen is hem gebleken, dat
door de grotere omvang van de riolering dit inderdaad zo zal zijn.
temeer daar hem is verzekerd, dat de afvoer van het water tegen
over gesteld zal gaan lopen dan bij de huidige riolering.
Spreker vraagt in de toekomst nauwlettend toe te zien of inder
daad de riolering in de Dreef goed functioneert.
De heer MELZER is bevreesd, dat na goedkeuring van het kre
diet, in het begin van de winter een aanvang zal worden gemaakt
met het leggen van de riolering. Bij het inzetten van de vorst kan
het gebeuren dat het werk weken lang stil zal liggen. Dit kan voor
de bewoners en vooral voor de neringdoenden in een straat schade
veroorzaken.
De heer RATTINK heeft jaren geleden gepleit voor herbestrating
van de Haven en de Prinsenkade. Enige jaren geleden is er toen
een krediet gevoteerd. Spreker zou gaarne vernemen hoe het met
dit krediet staat.
De VOORZITTER merkt op dat de vraag van de heer Rattink
buiten de orde van de vergadering gaat. Hij wil echter wel mede
delen, dat de goedkeuring van gedeputeerde staten op dit krediet
nog niet zal zijn verkregen en dat daarom nog niet tot uitvoering
van de werkzaamheden kan worden overgegaan.
Wethouder VERMEULEN deelt mede dat de vraag van de heer
Van Caulil in de vergadering van de afdeling voor openbare werken
technisch volkomen uit de doeken is gedaan. De conclusie was dat
het euvel in de Dreef tot oplossing is gebracht.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Melzer brengt spreker
in het midden, dat hij de gehele zomer opgebroken straten in Breda
heeft gezien. Het spreekt vanzelf dat niet bij voorkeur in het najaar
of in de winter met rioleringswerkzaamheden wordt begonnen. Hij
wijst er echter op dat ook in de winterperiode het aantal werkdagen
bijzonder groot kan zijn. Het zou niet juist zijn in dit geval, nu in
de Dreef van een noodtoestand kan worden gesproken, de aanvang
van het werk te doen uitstellen tot het voorjaar. Anderzijds kan
spreker op geen maand zeggen, wanneer de werkzaamheden zullen
aanvangen. Omdat op het krediet de goedkeuring van gedeputeerde
staten nodig is, welke weer afhankelijk is van de mogelijkheid tot
het aantrekken van financieringsmiddelen, kan het best gebeuren
dat pas in het voorjaar met de werkzaamheden kan worden
begonnen.