12 OKTOBER 1960 347 De heer ZIJTREGTOP zegt dat burgemeester en wethouders aan de raad voorstellen te besluiten tot het uitlenen van tijdelijk over tollige kasgelden tot een maximum van 15.000.000,terwijl de geldigheidsduur van het besluit onbeperkt is. De raad mist hierdoor een aanleiding om op geregelde tijden een inzicht te krijgen in het financieringsbeleid van de gemeente. Spreker heeft tegen het voorstel van burgemeester en wethouders geen bezwaar, doch hij verzoekt om periodiek, b.v. per kwartaal, de raad een overzicht te geven van de aangetrokken financieringsmid delen en de uitgezette kasgelden. De heer QUADEKKER deelt mede zich volkomen met de heer Zijtregtop te kunnen verenigen. Bovendien wil hij wijzen op de 2e alinea van bladzijde 2 van het voorstel van burgemeester en wet houders, waarin aangegeven wordt hoe de raad toezicht op burge meester en wethouders kan uitoefenen. Spreker is van mening, dat vooral voor jonge raadsleden dit zeer leerzaam kan zijn. Voor deze uiteenzetting wilde hij burgemeester en wethouders danken. De heer MENDES heeft in het voorstel gelezen, dat het voor de gemeente voordeliger kan zijn op andere wijze dan bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten te beleggen. Spreker zou gaarne verne men welke andere wijze burgemeester en wethouders op het oog hebben. De voorzitter zegt dat in het algemeen gesteld kan worden, dat men de gelden die men nodig heeft op lange termijn, tijdig moet aantrekken. Vooral omdat de geldleningen moeten voldoen aan het door het rijk vastgestelde rentegamma, zijn de gemeenten blij dat zij een lening kunnen sluiten. Bovendien zijn de gemeenten verplicht bij de aanvrage van hogere goedkeuring op een kapitaalskrediet daarvoor de dekkingsmiddelen dus geldleningen aan te wijzen. Door deze situatie kunnen er tijdvakken ontstaan, waarin er over tollige kasmiddelen aanwezig zijn, die als kasgeldleningen kunnen worden uitgezet om daardoor een hogere rente te krijgen dan de creditrente in rekening-courant. Was er deze voorgeschreven situatie niet, dan kon de gemeente b.v. enige tijd met kasgeldlenin gen de kapitaalswerken financieren en daarna een vaste geldlening aantrekken als daarvoor de geldmarkt gunstig is. Er zouden dan ook geen overtollige kasmiddelen aanwezig zijn. Dat de raad aanleiding mist om inzicht te krijgen in het financie ringsbeleid, ontkent spreker. De raad krijgt immers de besluiten van burgemeester en wethouders tot het aangaan van geldleningen, kasgeldleningen en het uitlenen van kasgelden ter inzage. De delegatie aan burgemeester en wethouders berust hierop. Spreker is van mening, dat het geven van inlichtingen per kwartaal zijns inziens geen bezwaar zal opleveren. Het zal echter een moment opname zijn. De wijze waarop het overtollig kasgeld zal worden belegd kan van dag tot dag wijzigen. Het hangt af van de behoefte aan kort lopende middelen in een bepaalde hoek van de geldmarkt. De Bank voor Nederlandse Gemeenten heeft een algemene lijn en geeft voor de overtollige kasgelden de creditrente in rekening courant. Zij wijkt van deze regel niet af. Andere instellingen, die geheel vrij staan, kunnen meer geven. Bij deze instellingen zullen burgemeester en wethouders eventueel overtollig kasgeld beleggen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 347