2 NOVEMBER 1960
355
5) Subsidie plaatselijk jeugdwerk;
6) Ontslag en in dienstneming vrouwelijk personeel;
7) Inrichting Chasseeterrein tot demonstratieterrein;
8) Subsidiëring bijzondere culturele doeleinden;
9) Aanleg noordelijke invalsweg en kunstwerken in de zuidelijke
rondweg;
10) Subsidie Pius X-stichting en vereniging St. Fidelis;
11) Nota over woningbeleid;
zijn de raad voorgelegd en ondanks felle discussie en kritiek heeft
Uw college in deze gevallen Uw voorstellen zodanig verdedigd, dat
de raad ze accepteerde.
Al had de raad wel gaarne gezien dat de laatstgenoemde nota
de raad wat vroeger had bereikt teneinde nauwkeurige bestudering
meer mogelijk te maken, toch verandert dit niets aan ons respect
voor het volledige college en zijn staf.
Bij de begrotingsbehandeling 1960 is door de toenmalige fractie
voorzitter van de P.v.d.A. een licht verwijt gemaakt, dat sommige
fractie-voorzitters teveel details in hun algemene beschouwingen
betrokken en dat de fractievoorzitters zich meer aan de grote lijn
moeten houden.
Al kan ik het daar in het algemeen mee eens zijn, zo zou ik toch
niet willen stellen, dat de fractievoorzitter zich uitsluitend zou moe
ten bepalen tot het algemene financiële beleid.
De toenmalige voorzitter van de vergadering sprak toen naar
aanleiding van de opmerking van de heer Vermeulen de volgende
woorden: „Het kan waar zijn, maar dan moet dit maar geregeld
„worden door de fractievoorzitters onderling, want als voorzitter
„kan ik bezwaarlijk dirigistisch optreden ten opzichte van dit pro
bleem, omdat de Raad volledig de vrijheid moet hebben ten aanzien
„van de algemene beschouwingen.
,,Ik hoop alleen dat, wanneer de fractievoorzitters hieromtrent
„overeenstemming bereiken, zij niet vaststellen dat de algemene be
schouwingen over financiën moeten worden gehouden bij de le-
„ningsdienst, omdat ik dan de nacht erover slapen zou moeten
„missen".
Als men dit goed beluistert, zou men zelfs tot dit laatste kunnen
overgaan, n.l. financiën behandelen bij de leningsdienst en dan
waren er geen algemene beschouwingen van de fractievoorzitter,
doch alleen hoofdstuksgewijze. Dit zou de begrotingsbehandeling
beslist minder interessant maken.
Uit de reactie van de toenmalige voorzitter meen ik te mogen
opmaken, dat hij het beslist niet in die richting zou willen dirigeren,
maar tot mijn verwondering richten burgemeester en wethouders
hun antwoord op het centraal rapport toch zodanig in, dat van een
bepaald dirigisme kan worden gesproken. Dit heeft zich ook reeds
gedemonstreerd bij de samenstelling van het centraal rapport dat
weliswaar door de centraal-rapporteur is samengesteld, doch met
behulp van een secretarie-ambtenaar.
Zit hierin een zeker dirigisme in de zin als door de heer Vermeu
len gewenst werd?
Alhoewel ik het juist vind, dat de fractievoorzitter in de aller
eerste plaats het financiële beleid onder de loupe neemt en geen
detailpunten in zijn algemene beschouwingen opneemt, ben ik toch
zo vrij, met uw goedvinden, mijnheer de voorzitter, naast de finan
ciële beschouwingen enige andere punten, welke naar mijn mening
het algemeen beleid raken, in mijn beschouwingen te betrekken.
Omdat ik echter de volgorde van Uw antwoord op het centraal