360
2 NOVEMBER 1960
De afwerking van de voorziening Terheijdenseweg geschiedt niet
in het verwachte tempo, wat natuurlijk wel zal passen in het werk
plan van de Nederlandse Spoorwegen, doch voor onze stad is dit
nadelig.
Ik zou daarom het college met klem willen verzoeken bij de
Spoorwegen telkens opnieuw met klemmende argumenten aan te
dringen op bespoediging van hun plannen ten opzichte van Breda.
Uit Uw antwoord blijkt dat de uitvoering van deze plannen ook
naar Uw oordeel urgent is. Het moet toch mogelijk zijn de spoor
wegen te overreden meer werken gelijktijdig tot ontwikkeling te
brengen.
In deze ontwikkeling van onze stad past ook een beleid van
vooruitbepaling aan de hand van de nieuw ontworpen verkeers-
kruisingen waar de nodige voorzieningen moeten komen in plaats
van af te wachten op welke punten ernstige ongevallen gebeuren.
Hetgeen ik hierboven te berde heb gebracht werd mij ingegeven
door grote zorg voor het welzijn van onze stad. In de wetenschap
dat ook U dit welzijn na aan het hart ligt doe ik een beroep op
Uw inzicht en wijs beleid om deze zaken zoveel mogelijk te
bevorderen.
Reclassificatie van Breda.
Een van de oorzaken van de grootscheepse pendel naar Rotter
dam en Pernis zijn de te lage arbeidslonen, wat weer te wijten is
aan de te lage klasse waarin de Bredase gemeente in de c.a.o.'s is
geclassificeerd.
Ik ben niet voornemens hierover opnieuw een betoog te houden,
zoals ik reeds meerdere jaren achtereenvolgens heb gedaan, doch ik
moge voor wat dit betreft verwijzen naar mijn algemene beschou
wingen op dit punt van het vorige jaar.
Uiteraard is het ook mij bekend dat de gemeenteclassificatie een
heel complex van aan elkander verbonden problemen oproept, doch
het is niet een nieuw probleem van het laatste jaar. Het lijkt me
onwaarschijnlijk dat deze problemen in al die jaren niet tot een
oplossing zouden kunnen worden gebracht als bij alle instanties de
goede wil aanwezig was.
Ik spreek hierbij mijn tevredenheid uit over uw besluit om dit
probleem opnieuw in studie te nemen en wens U meer succes toe
dan U zelf verwacht.
Ik moge U nog op het hart drukken bij de betrokken instanties
meer vertrouwen aan de dag te leggen dan U bij Uw antwoord op
het centraal rapport deed.
Bejaardenzorg.
Bij de vorige begrotingsbehandeling is door Uw college toegezegd
dat in de loop van 1960 een nota over het bejaardenprobleem zou
verschijnen. Wij hebben tot het laatst nog gehoopt, dat ze zou ver
schijnen, doch jammer genoeg is dat niet gebeurd. We hebben be
grip voor de moeilijkheden waarvoor de betrokken wethouder en
zijn staf zijn geplaatst (uit de toezeggingen bij de aanbieding van
deze begroting heb ik wel begrepen dat nog ernstig is gestreefd
naar een tijdige toezending) doch ik zou toch onder Uw aandacht
willen brengen dat vooral voor de bejaarden, welke niet in Vreden-
berg of soortgelijke dure bejaardentehuizen kunnen worden opgeno
men vanwege de hoge financiële lasten, zo spoedig mogelijk een
oplossing moet worden gevonden.
Ik vertrouw dat de nota zich niet zal beperken tot een studie
over waar bejaardentehuizen moeten verschijnen en hoeveel. Hoe
belangrijk dat ook is, even belangrijk is wel op welke wijze we deze