2 NOVEMBER 1960 363 ring van een tamelijk „high brow" toneelstuk kan men deze jeugd niet bereiken, wat dan ook laatstelijk wel gebleken is. De verhouding van de raad tot uw college mag juist genoemd worden en mede gezien Uw belofte om ons zo mogelijk niet meer met onverhoedse belangrijke voorstellen te verrassen, wil ik graag mijn volle tevredenheid betuigen. Opmerkelijk is dat bij deze begrotingsbehandeling Uw college zich heeft beijverd om schriftelijke vragen zo uitgebreid mogelijk te beantwoorden, wat naar ik mag veronderstellen de mondelinge be handeling zal bekorten. Over de verhouding tussen de politieke fracties onderling kan ik kort en krachtig verklaren dat zij onze volle tevredenheid weg dragen. Tenslotte, mijnheer de voorzitter, dank ik U en de raad voor de welwillende aandacht en spreek ik de wens uit dat deze begrotings behandeling vruchtbaar moge zijn en eenmaal door de raad aan vaard, dat ook verder het oordeel van gedeputeerde staten zó gun stig moge zijn, dat aan de redelijke verlangens in onze begroting kan worden voldaan. Ik dank U. De heer VIS zegt het volgende: Voor de eerste maal zie ik mij gesteld voor de taak deel te nemen aan de algemene beschouwingen, zoals deze in onze raad telkenjare door de fractievoorzitters bij de behandeling van de begroting wor den gehouden. Bij deze algemene beschouwingen hebben de fracties bij monde van hun voorzitters gelegenheid zich uit te spreken over de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid en zij kunnen hierover met het college van burgemeester en wethouders en ook onderling van gedachten wisselen. Een dergelijke gedachtenwisseling over de hoofdlijnen van het beleid is noodzakelijk, wil de raad op verant woorde wijze de begroting beoordelen, waaraan zij tenslotte haar goedkeuring al of niet zal moeten geven. De uitvoerige schriftelijke voorbereiding die aan deze openbare behandeling is voorafgegaan, maakt het naar mijn mening ook mogelijk dat deze gedachtenwisseling zich tot de hoofdlijnen van het beleid kan bepalen. In dit verband wil mijn fractie niet nalaten haar waardering uit te spreken voor de uitvoerige en veelal gedegen toelichting die door burgemeester en wethouders op deze begroting is gegeven, zowel in de nota van aanbieding, alsook in het antwoord op het centraal rapport en in de nota over het huisvestings- en woningbouwbeleid. Dit wil overigens niet zeggen dat daarmee alle wensen die in dit opzicht in mijn fractie leven, zijn vervuld. Wèl blijkt hieruit een duidelijke bereidheid van het college van burge meester en wethouders om aan de raad zoveel mogelijk opening van zaken te geven. Betekent dit nu tevens dat het voor de leden van de raad gemak kelijk is om aan de hand van de voor ons liggende begroting een duidelijk beeld te krijgen van het te voeren beleid? Dit is geenszins het geval. De situatie waarin zich de gemeentefinanciën momenteel landelijk bevinden maakt het vrijwel onmogelijk voor de leden van de raad een verantwoord oordeel over deze begroting uit te spreken. Ook van de zijde van het college van burgemeester en wethouders wordt dit bezwaar in ernstige mate gevoeld. Zo staat bijv. op pag. 1 van de nota van aanbieding te lezen: „Door de onvolkomen rege ling van de middelen van het gemeentefonds is de middelenvoorzie ning het knelpunt, waardoor de beleidsvoering wordt bemoeilijkt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 363