2 NOVEMBER 1960 365 wet met terugwerkende kracht zou worden aanvaard, daaraan toe voegend dat deze methode de keuzemogelijkheid aan de raad, over het meer of minder urgent zijn van bepaalde objecten, ontneemt. Bij de thans ter beoordeling voor ons liggende begroting is van de sinds 1953 gevolgde gedragslijn afgeweken. Op pag. 2 van de nota van aanbieding staat: „De ontwikkeling van de financiële ver houding en met name de tendens van het bekende wetsontwerp nopen tot voorzichtigheid, ten einde te voorkomen, dat de geraamde en te realiseren noodzakelijke uitzetting van het budget te ver uit zal gaan boven de in de toekomst te verkrijgen objectieve uitkerin gen uit het gemeentefonds. Te meer waar de verwachting bestaat, dat de mogelijkheden tot subjectieve aanpassing van de normen beperkt zullen worden". Het is een uitgangspunt bij het opstellen van deze begroting, waarmede mijn fractie zich kan verenigen. Op pag. 3 van de nota van aanbieding is dit uitgangspunt nader in concreto uitgewerkt: In eerste instantie dient gestreefd te wor den naar beperking van het begrotingstekort 1961 op het niveau 1960. Op een vraag in het centraal rapport, of deze grens niet tame lijk willekeurig gekozen is, wordt in het antwoord door b. en w. ontkennend gereageerd. Uitvoerig wordt hierbij dan betoogd waarom een tekort van 4.000.000,later teruggebracht tot 3.120.000, tot uitgangspunt is genomen. Op deze wijze wordt aan de raad een mogelijke sluitende begroting voor 1961 voorgerekend. Het had m.i. de schriftelijke voorbereiding nog ten goede kunnen komen, indien deze berekening reeds in de nota van aanbieding had gestaan. Op welke wijze wordt dit resultaat een sluitende begroting voor 1961 nu bereikt? Het gebeurt met behulp van een zevental middelen, die ik hierna achtereenvolgens nader wil bezien: le Door wijziging van het systeem van ramen van kapitaalslastcn van investeringen. Mijn fractie kan zich hier wel mee verenigen, mits er aan de raad toch enig inzicht kan worden gegeven in de potentiële lasten die de gemeente op zich heeft genomen, doordat kredieten zijn goedgekeurd. 2e Door verlaging van de kosten van het vervoerbedrijf door ver lenging van de afschrijvingstermijn van 5 tot 10 jaar van de spe ciale auto's die in gebruik zijn bij dit bedrijf. 3e Door het streven om uitzetting van de begroting per dienst te voorkomen. Ook deze beide middelen zijn aanvaardbaar, al moet hierbij wel de nodige voorzichtigheid betracht worden. Wat wordt in dit verband bedoeld met de opmerking in het antwoord op het centraal rapport (pag. 4) dat de onderhoudswerken of enkele onderdelen niet die zorg kunnen krijgen welke wenselijk zou zijn? 4e Door verhoging van de opbrengst van de nutsbedrijven. Hoe wel dit kan geschieden zonder verhoging van de tarieven, is het toch niet geheel zonder bedenkingen. De gehele winst, geraamd op een bedrag van 650.000,wordt nodig geacht voor het sluitend maken van het budget. Daardoor zal volgens burgemeester en wethouders in 1961 waarschijnlijk niets kunnen worden toegevoegd aan de reserves die nodig zijn voor achterstallig onderhoud en vernieuwingen, waarbij tevens wordt op gemerkt dat niet zeker is of de voor dit doel gevormde reserves thans voldoende groot zijn. Mijn fractie zou hier gaarne nader over geïnformeerd willen worden, eventueel op een later tijdstip, zodra de daarvoor vereiste gegevens aanwezig zullen zijn. Voorts zou ik van burgemeester en wethouders willen vernemen of er wel tariefs verlaging mogelijk zou zijn geweest, indien de winst uit de nuts bedrijven niet nodig was geweest voor het sluitend maken van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 365