2 NOVEMBER 1960
379
ber en vorig jaar op 26 oktober, dus slechts een week later. Ik zie
niet in welke voordelen dit geeft.
Naar ik meen, moet de begroting voor 1 november van ieder jaar
aan de gedeputeerde staten van Noord-Brabant zijn toegezonden.
Als dit het geval is moet ze natuurlijk vóór die datum behandeld
zijn. Nu echter heeft de behandeling plaats in november zelf, dus
wordt al te laat ingegeven. Is dit echter noodzakelijk Het is
bekend, dat begrotingen in andere jaren in december van het voor
afgaande begrotingsjaar werden behandeld, zelfs is het gebeurd
al was het dan door bijzondere omstandigheden dat in januari
van het lopende jaar de behandeling plaats vond. Heeft de gemeente
Breda van gedeputeerde staten van Noord-Brabant hierover opmer
kingen moeten incasseren of is het zo, dat de datum steeds werd
vervroegd, omdat men eerder gereed wilde zijn, misschien wel het
eerste klaar Vorig jaar vermeldde een der bladen, dat Breda bij het
ingeven van zijn begroting aan gedeputeerde staten een der eerste,
zoal niet de eerste was. Het gaat er dan veel op gelijken, dat de
gemeenten een onderlinge wedstrijd gaan houden, wie het eerste
gereed is, maar als daardoor de begroting in vakantietijd aan de
raadsleden moet worden toegezonden, vind ik het toch bedenkelijk.
Gaarne zal ik dan ook vernemen welke bepalingen precies hiervoor
zijn aangegeven en wat gedeputeerde staten hieromtrent hebben
voorgeschreven
Nu ik toch over de toezending en behandeling van de begroting
spreek, hierover nog het volgende.
Ingevolge de gemeentewet moet de jaarlijkse behandeling van de
begroting door de gemeenteraad geschieden. Deze kan dat in z'n
geheel zelf doen of een commissie uit haar midden benoemen, die
het onderzoek ter hand neemt en rapport van dit onderzoek uit
brengt aan de gemeenteraad. Nu weet ik niet of in Breda de behan
deling steeds op dezelfde wijze heeft plaats gevonden als thans;
zeker weet ik van de laatste 10 jaar wèl. Ik wilde echter gaarne
vernemen hoe men er toe gekomen is deze wijze van behandeling
te doen plaats hebben en het onderzoek niet te doen geschieden door
een commissie uit de raad. Ik wil benadrukken, dat de inhoud van
de algemene beschouwingen eerst goed tot ons kan doordringen als
zij één of twee maanden later in de notulen te lezen zijn. Maar hoe-
velen zullen die notulen dan nog nauwkeurig lezen?
Ten aanzien van de rondvraag aan het einde der gemeenteraads
vergaderingen het volgende. Ik stel voorop, dat ik deze niet afge
schaft wil zien, maar wel zag ik gaarne, dat er meer aandacht aan
werd besteed en het antwoord geen 2 of 3 maanden op zich moet
laten wachten. Veelal zijn het vragen, die de betekenis hebben niet
van grote omvang te zijn, al komt het wèl voor. Ik denk echter, dat
een vrager van een belangrijk onderwerp, dit wel per afzonderlijk
voorstel van orde zal doen of misschien wel door een motie. De
gewone vragen dan laten veel te lang op antwoord wachten. Hoe
dikwijls heb ik al niet reeds op verkeersovertredingen gewezen en
steeds maar dan ook na twee maanden kreeg ik antwoord en
welk een antwoord dan nog. Het was dermate, dat ik mij maar
voornam geen vragen meer te stellen, maar als ik dan toch weer
dezelfde overtredingen zich zelfs zag vermenigvuldigen, begon ik
er toch weer over. Verdrietig vond ik het wel. Om nu een voorbeeld
te noemen van het antwoord op een gestelde vraag dat nk een
maand op een omvangrijke vraag wordt gegeven en het antwoord
dat uitblijft op een zeer simpele vraag.
In de septembervergadering 1960 vraagt de heer Van Caulil iets
over verstopping van riolen en overlast van regenwater. In de