3 NOVEMBER 1960 401 zal proberen de problemen, welke de heer Quadekker heeft opgeroepen, zoals b.v. woningen met 0 kamers, te behandelen bij de bouwbeleidnota. In verband met de tijdslimiet welke spreker is gesteld, moet hij het bij deze korte opmerkingen laten. Hij zal zo nodig in tweede instantie nog nader op de vragen ingaan. De VOORZITTER schorst de vergadering gedurende een half uur. Na de pauze leidt de voorzitter de heer mr. Ph. I. E. van Woensel, vergezeld van diens echtgenote, de vergadering binnen, waarna hij de volgende rede uitspreekt: Dames en heren leden van de gemeenteraad, Hooggeachte mevrouw en kinderen Van Woensel, Zeer gewaardeerde jubilaris, Nu ik in deze feestvergadering van de gemeenteraad en in de zeer gewaardeerde aanwezigheid van Uw echtgenote en kinderen alsmede de Commissaris der Koningin en hooggeëerde gasten, ga gewagen van uw ambtsvervulling gedurende 25 jaren als secretaris van deze stad, ben ik al aanstonds geneigd de functie» en taakomschrijving van uw ambt zoals de gemeente-wetgever, de literatuur en de vaderlandse bestuurspraktijk die kennen, eerder als een belemmering te ervaren dan als uitgangspunt, laat staan als een brandpunt te beschouwen van hetgeen ik U en de uwen vandaag zou willen zeggen. Want wanneer de wetgever omtrent uw ambt zegt en U als instructie meegeeft, dat gij de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester in alles wat hun taakvervulling betreft behulpzaam moet zijn, dan biedt deze formulering, hoezeer ook door U waar en echt gemaakt, slechts een vage, verre en inadequate benadering van de gehele persoon lijke en sociale werkelijkheid en bewogenheid en werkzaamheid die in Breda en wijde omgeving mr. Philip van Woensel heet. Inmiddels is daardoor mijn taak als eerste woordvoerder en croniqueur van uw ver diensten en persoonlijkheid niet eenvoudiger geworden. Ik wil bij de portrettering van uw persoon en uw arbeid ook niet volstaan met een simpele verwijzing naar de hoogste lof, die ooit in de Nederlandse literatuur is geformuleerd, toen van een even verdienstelijk man als U, jubilaris, gezegd werd „Men behoeft geen prent van U te snijden naar het leven, Gij staat in het hart des volcks geschreven en beeldt U zeiven uit door raet en daet". Toch wil ik trachten, iets van deze „raet en daet", waardoor gij Uzelve in deze stad op zo authentieke wijze hebt uitgebeeld en ik mag zeggen op eigen wijze en op, ik mag er gelukkig aan toevoegen, op grond van eigen ervaring in de herinnering en het bewustzijn te roepen. Want op een dag als deze voelen wij de behoefte uw snelle pas eens in te tomen, uw hoofd tot luisteren te dwingen, het tempo en ritme van iedere dag eens af te breken en met een feestelijk ceremonieel dat door U naar het leven gesneden beeld te onthullen en vooral het gemeenschappelijk levens gevoel, dat U bindt aan het stadsbestuur, uw collega's en ondergeschikten maar ook dat aan uw echtgenote, gezinsleden, vrienden en stadgenoten op te voeren en tot een hernieuwd dankbaar bewustzijn te brengen. Wanneer ik mij dan rekenschap geef van hetgeen uw ambtsvervulling in „raet en daet" zozeer gekenmerkt heeft en waaraan deze haar eigen zo persoonlijke en veelzijdige signatuur ontleent, dan zijn dat ongetwijfeld dezelfde vitale en dynamische karakterlijnen die ook in uw jeugdig gelaat en veerkrachtige tred naar buiten treden, dan is dat uw pneumatisch levensgevoel en bovenal uw naar daden dringend denkvermogen, dat U tot eerstaanwezend ingenieur ten stadhuize stempelt. En als natuurlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1960 | | pagina 401