Voortzetting vergadering 3 november 1960
De VOORZITTER heropent de vergadering te 19.30 uur.
De heer VAN B1JNEN constateert dat de fractievoorzitters bij de
algemene beschouwingen in tweede instantie in een ongunstiger positie
verkeren dan burgemeester en wethouders. Het houden van beraad met
de fractie is wegens gebrek aan tijd niet mogelijk.
Allereerst wil hij een voorstel van orde doen, welk voorstel geschiedt
op instigatie van de heer Quadekker. Spreker stelt voor de nota van
burgemeester en wethouders over het woning- en huisvestingsbeleid niet
te behandelen bij hoofdstuk V van de gemeente-begroting, doch deze
nota op de agenda te plaatsen van de raadsvergadering van 16 novem
ber a.s..
Wanneer de voorzitter ingaat op de door spreker gemaakte opmerking
om voor het notuleren van de raadsvergaderingen een apparatuur te
gebruiken, dan moet hij mededelen dat de opmerking niet is gedaan in de
richting van „graag hebben" maar dat hij meende dat de uitwerking
van de notulen direct van de band zou kunnen geschieden.
Indien wethouder Bastiaansen van mening is dat de burgers van Breda
niet gedwongen moeten worden via de radiodistributie te luisteren naar
de vergaderingen, dan moet spreker toch opmerken dat het radiodistributie
bedrijf de beschikking heeft over 4 lijnen, zodat van dwingen tot luisteren
geen sprake kan zijn. Het was slechts zijn bedoeling degenen, die belang
stelling hebben, in de gelegenheid te stellen te luisteren. Nu, zoals de
wethouder heeft medegedeeld, de P.T.T. ernstige bezwaren heeft geopperd
legt spreker zich daar gaarne bij neer. Het is voor hem dan een afgedane
zaak en zijn opmerking was slechts een suggestie. Dat de plaatselijke pers
door haar uitvoerige raadsverslagen medewerkt om de burgerij te doen
interesseren in het werk van de gemeenteraad vindt spreker prettig en
hij dankt de pers hiervoor.
Zijn opmerking dat er een uitgaande pendel in Breda bestaat van 1000
man was geplaatst om een aanzet te hebben voor een beschouwing over
de industrialisatie. De voorzitter heeft betoogd dat in Breda 876 werk
plaatsen vacant zijn. Hij merkt echter toch op dat de cijfers van de
werkloosheid voor Breda ten opzichte van het landelijk gemiddelde on
gunstig afsteken. Spreker is verheugd dat met de industrialisatie in Breda
door de Industrie N.V. een aanvang is gemaakt en is van oordeel dat
uitbreiding van industrievestiging voor Breda noodzakelijk is omdat Breda
uiteindelijk de centrumgemeente van West-Brabant is. De door de voor
zitter genoemde getallen neemt hij direct aan.
Bij de verdeling van de kosten van de spoorwegplannen in de verhou
ding 2:1, waarbij dus de gemeente 2/3 en de Nederlandse Spoorwegen
1/3 deel betalen, wil spreker zich neerleggen ofschoon hij van oordeel is dat
hij de verdeling niet juist vindt omdat ook de spoorwegen grote belangen
bij deze werken hebben. Zijn opmerking was speciaal gericht om in het
openbaar eens te laten horen hoe de onderhandelingen met de spoorwegen
waren verlopen. De burgerij heeft groot belang bij deze werken. En
ofschoon door burgemeester en wethouders is weerlegd dat geen schreeu-