414 3 NOVEMBER 1960
Op de mededelingen van wethouder Meijs, die de financiële zijde van
de begroting heeft besproken, wenst spreker nog iets nader in te gaan.
De wethouder heeft gesteld dat de grootste mogelijkheid voor aanvulling
van de middelen gelegen is in de verfijning ingevolge artikel 10, 2e lid,
van het besluit financiële verhouding. Maar dat daarentegen opgepast
moet worden voor het financiële vagevuur ingevolge artikel 12 van dit
besluit. De wethouder heeft medegedeeld dat hij liever niet afhankelijk is
van de centrale overheid. De wethouder heeft gesteld dat het bedrag wat
genoemd is in de nota van aanbieding als tekort op de begroting 1961,
t.w. vier miljoen gulden, niet willekeurig gekozen is. Bovendien heeft
wethouder Meijs gezegd, dat de beschikbare gegevens ten tijde van het
gereedmaken van de nota van aanbieding nog zo vaag waren. De opmer
king van de wethouder heeft spreker in zijn mening gesterkt, dat de
financiële uitkomsten burgemeester en wethouders destijds niet zo duidelijk
voor ogen hebben gestaan als later bij de nadere gegevens is gebleken.
De fractie van spreker acht het gewenst dat de potentiële lasten, die bij
nieuwe kredieten worden aangegaan, regelmatig ter kennis van de raad
worden gebracht. Wethouder Meijs heeft toegezegd dat jaarlijks een over
zicht van deze lasten zal worden overgelegd. Ofschoon spreker burge
meester en wethouders hiervoor erkentelijk is, zou hij gaarne voor elke
belangrijke investering een dergelijk overzicht ontvangen. Hij wil niet
vragen dit bij elke investering te doen.
In zijn algemene beschouwingen heeft spreker de vraag gesteld of
tariefverlaging voor de nutsbedrijven onmogelijk is geworden doordat de
begroting niet sluitend te maken was. De wethouder heeft deze vraag
beantwoord met de mededeling dat de geraamde winst van hoger hand
is voorgeschreven. Spreker heeft er momenteel geen behoefte aan dit
probleem uit te diepen. Te zijner tijd zal hiervoor nog wel gelegenheid
bestaan en spreker kan zich hierover dan nog eerst goed beraden. Hij
merkt echter nog wel op, dat ten aanzien van deze winsten niet dezelfde
situatie bestaat als vorig jaar. De voorgeschreven winst is grotendeels
uit de begroting van het elektriciteitsbedrijf gehaald.
In principe moet het verlenen van diensten op kostprijsbasis geschieden.
Dit geldt natuurlijk niet voor sport- en culturele zaken. De wethouder zal
wel begrepen hebben, dat spreker reeds in deze richting heeft geduid.
In deze richting gaande kan deze aanvaardbare zaak ongewenste conse
quenties hebben. Spreker vraagt zich af waar de grens gelegen is. Hij
zou niet willen stellen dat per se bij de gemeentereiniging alles op kost
prijsbasis zou moeten geschieden. Het gaat hier om verlening van diensten,
die iedere inwoner moet accepteren en waartoe men verplicht is. De
diensten door de reiniging zijn over het algemeen anders dan die verleend
door het elektriciteitsbedrijf. Een verhoging van 200% van de tarieven
van de reiniging maakt volgens spreker echter geen prettige indruk. Bij de
behandeling van het voorstel van burgemeester en wethouders zal sprekers
fractie hierover nog wel iets zeggen.
Dat er nog bijzonder weinig te vertellen is over de mogelijkheden voor
de gemeenten met betrekking tot de verruiming van het plaatselijke belas
tinggebied, is ook sprekers mening. Hij kan zich niet voorstellen dat uit
deze middelen de gemeentelijke zelfstandigheid kan worden verkregen.
Spreker is erkentelijk voor de toezegging van burgemeester en wet
houders betreffende de investeringsplannen. Hij heeft zeer wel begrip voor
de moeilijkheden om zeer gedetailleerde overzichten te verkrijgen, doch
hij is van oordeel dat de gehele raad dankbaar zal zijn indien meer
gegevens beschikbaar zullen komen. Hij wil er echter nogmaals op wijzen
dat door hem ook nog gesproken is over meerjarige investeringsplannen.
Gezien de zeer hoge investeringen, die de laatste jaren worden gepleegd,
meent hij te moeten aandringen op de samenstelling van deze plannen.
Ook hiermede wordt aan de raad meer inzicht gegeven.